5 vleesschelijck conversatie en hadde gebruict dan alleen met Claes Claessen Kerstaenge won(ende) in Crabbendijcke uut welcke conversatie sij Christijnken heeft gebaert een jonghe da... alnoch int leven ten dage voom(oem)t met ver op te willen leven ende sterven, ende datvader van haer kint en was dus den s(elven Claes) Kerstaenge voorn(oem)t, eyndigende hiermede alsoo het Godtlijc ende redelijck is den getuijchnisse te geven besonder des versocht soo verclaerden de voors. vrouwen ider in sijn quali(teit) dese te verversschen ende vernieuwen soo dicmael (als) noode wesen sal, ooc daer voren te compar(eren) voor alle heerscharen, wetten en gerechten daer sij toe versocht sullen werden van breedder verclaringe deses te doen, aldus gedaen ten dage ende ter pre(sentie) voorn(oem)t. Mij t' oirconden Bast... (R.A.Z. 2949, fol 20) Hoe deze affaire is afgelopen is niet meer te achterhalen, doch het kindje is noch in kapelle, noch in Krabbendijke onder de naam Korstanje of Jacobs gedoopt. Zoals reeds eerder geschreven, bezaten Claes en Maatje aanzienlijke percelen grond en een hofstede in Krabbendijke. Behalve dijkgraaf is Claes ook nog vele jaren schepen van dit dorp geweest. Helaas zijn van Krabbendijke geen gerechtelijke archieven uit die tijd bewaard gebleven, zodat er verder weinig bekend is over het reilen en zeilen van dit gezin. Uit andere bronnen is te achterhalen dat beiden echtgenoten in ieder geval 3 kinderen hadden, te weten: Marinus (geboren 1635), Klaas (geboren 1640) en Comelis (geboren 1645). Na het overlijden van Claes op 20 september 1667 is zijn weduwe voor de derde maal in het huwelijksbootje gestapt: in 1670 trouwde ze met Willem Jacobssen Meyers, die eerder weduwnaar geworden was van Neeltje Pieters de Hooge. Op 18 april 1670 deden ze ondertrouw te Krabbendijke. Keren we nu terug naar de zoon Klaas en Cornelis, dan valt er over deze broers nog een aardige belevenis te vertellen, die zich afspeelt anderhalf jaar na de dood van hun vader. Op 8 februari 1669 kreeg de Goese deurwaarder Willem van Stryen de opdracht om zich, vergezeld van een aantal dienaren van de stadhouder, naar Krabbendijke te begeven om beslag te leggen op de veestapel van Comelis Anthonisse. Op de boerderij aangekomen verzette de boerin zich hevig hiertegen en trachtte zodoende de heren te beletten hun taak uit te voeren. Spoedig kreeg ze assistentie van enkele andere vrouwen, waaronder de meid van Klaas Korstanje. Op het tumult kwamen ook Klaas, zijn broer Comelis en een zekere Frederik Minnaert af. Het duurde daarop niet lang of alle dorpsbewoners waren op de been.Van Stryen en zijn assistenten zagen zich toen genood de vlucht te nemen, achtervolgd door de woedende menigte. Ter nauwemood wisten ze zich veilig te stellen in de herberg van Jan Heyndricxssen. Vandaar was het gezelschap afgereisd naar Ellewoutsdijk om aldaar bij de burgemeester hun nood te klagen, deze, op zijn beurt, rapporteerde het voorval enkele dagen later aan burgemeester en schepenen van Goes. Na rijp beraad besloten deze laatsten dat Willem van

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1996 | | pagina 5