6 Stryen in de stad (in het geheim) moest informeren of de broers Klaas en Comelis Korstanje zich hier ophielden of dat ze in hun woonplaats verbleven. In het laatste geval moesten de dienders hen in het dorp gaan arresteren. Bij nader inzien bleek Klaas Korstanje toch niet schuldig te zijn, want in de marge van de notulen staat te lezen: :dat dese Claes Carstaenje aen de gepleegde resistentie niet eygentlijck bevonden is schuldich en dienvolgens van de apprehensie (arrestatie) exept behoorde te sijn". Op 19 februari nam het Goese gemeentebestuur het besluit om 2 dagen daarna alsnog over te gaan tot inbeslagname van de veestapel. Uit veiligheids overwegingen zou men pas 's avonds na het invallen van de duisternis het dorp binnen rijden. Dit pakte echter anders uit dan men verwacht had. Zodra het gezelschap het dorp binnengereden was, werd ze opgewacht door een groep woedende boeren, die zelfs met musketten begonnen te schieten. Wederom moesten Van Stryen en zijn gevolg toevlucht zoeken in de herberg van Jan Heyndricxssen, doch erg veilig voelden ze zich nu niet, omdat een groep met stenen gewapende vrouwen post vatte bij het gebouw. Al gauw werd de protesterende menigte versterk door zo'n dertig a veertig boeren, die, schreeuwend en krijsend voor de herberg stonden, af en toe stenen gooiden en op de deur en de gesloten luiken bonkten. De vluchtelingen hoorden de boeren duidelijk schreeuwen: "Daar zijn ze de schelmen, laat ze maar eens naar buiten komen, we zullen ze de hals breken". Pas de volgende morgen, toen het rumoer ietwat verstomd was, kon de deurwaarder met zijn gevolg onverrichter zake het dorp verlaten. Ze begaven zich terstond naar het Goese gemeentehuis om aldaar verslag uit te brengen. Nadat de stadsdienaren door de magistraat gehoord waren, werd duidelijk, dat men in het donker niemand had herkend. Wel was men er intussen achter gekomen, dat de molenaar van kruiningen de Krabbedijkenaren per briefje had laten weten, dat Van Stryen met zijn gevolg vanuit Goes onderweg was naar Krabbendijke. Nu de zaak zo uit de hand gelopen was en het dorp ongetwijfeld op zijn hoede zou blijven, werd door burgemeester en schepenen van Goes besloten om de Staten van Zeeland te verzoeken om maatregelen te treffen. In de vergadering van 27 februari besloten deze om "eenige Militie naer Crabbendycke te senden, omme te dienen tot assistentie van den Rentmeester Generael Bewestenschelt, die by desen gelast wert, alle devoiren aen te wenden, om eenige van de gewelts- dadigers, ende daer onder oock een Vrouw-persoone, of twee, te saiseren, ende pedeligato in eghtenisse te brengen; omme vervolgens tegens deselve soodanigen Crimelen eysch te doen, als de gelentheyt van hare misdaet sal komen te vereysschen". Tot slot van dit artikel wil ik nog even stil staan bij de naam "Korstanje". De oudst terug te vinden vorm van deze naam komen we tegen op een grafzerk in de kerk van Kapelle, waar staat geschreven: "hier leet begraven Cornelis Kerstyaenssz. sterf ao. XVcXV.VII dage februario en Jacomijne Jan Bogaerts sijn wijf was sterf ao. XVc". Driekwart eeuw later zou de schrijfwijze niet zo heel veel veranderen. We komen

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1996 | | pagina 6