4
Dorpsverhalen van Zuid- en Noord-Beveland
door K. Oostingh.
Brandweerongemak in Kloetinge
De grote brand op 2 april 1933 waarbij de molenmakerij van De Groot en een
naastgelegen woonhuis verloren gingen, had tot positief gevolg, dat de
gemeenteraad kort daarop besloot tot aankoop van een motorspuit en de
oprichting van een vrijwillige brandweer. Daarmee lag men voor op diverse
plaatsen in de omgeving. Helaas werd deze spuit, na diverse goede diensten te
hebben bewezen, in de oorlog door de bezetter gevorderd om aan de kust palen in
het strand te spuiten. Toen na de bevrijding veel vrijgekomen
luchtbeschermingsmateriaal uit Engeland werd aangevoerd, kreeg Kloetinge
hiervan ook een brandspuit. Deze spuit stond echter op 2 kleine wieltjes en was
daardoor alleen voor transport over korte afstand geschikt. Bij aflevering door de
brandweerinspectie werd toen ook toegezegd, dat een tweewielige
aanhangwagen, waarop de spuit paste, zou worden nageleverd. De eerst volgende
brand bleek niet zo sportief om op deze noodzakelijke aanvulling te wachten. Op
een fraaie dag, vóór in de middag, was een brandweerman toevallig voor het
spuithuis aan het werk. Dit spuithuis was toen nog gevestigd in een zijkapel van
de kerk. Plots zag hij dat uit de Nieuwstraat een man in grote haast kwam
aanfietsen, die hem hijgende vroeg: "Waar staat de brandspuit", gevolgd door:
"Er is brand op Tervaten in de schaapskooi." De brandweerman sloeg alarm. De
sirene deed zijn werk en zeer kort daarna was een aantal brandweerlieden
aanwezig. Nu rees echter de vraag: "Hoe krijgen we de spuit met toebehoren naar
Tervaten." Op dit moment verscheen uit de richting Marktveld de redding. Dat
was n.l. een grote, door 2 paarden getrokken wagen, geladen met vlees en spek,
dat vanuit Goes over diverse slagers in de omgeving werd gedistribueerd. De
wagen werd aangehouden. De voerman bleek vol begrip voor deze ernstige
kwestie en onmiddellijk tot medewerking bereid. Koeienpoten en varkensspek
werden opzij gelegd en de spuit met toebehoren op de wagen geladen. De
koetsier knalde met de zweep en daarna ging het in draf naar Tervaten. Nadat het
brandweermateriaal op de bestemde plaats was afgeladen, ging het vlees weer op
weg naar de slagers. De spuit werd opgesteld, slangen uitgelegd etc., handelingen
die nu in het ene woord "afleggen" zijn samengevoegd. De brand bleek te woeden
in een behoorlijk grote stapel stropakken die bijna tegen de houten schaapskooi
stond opgesteld. Wonderbaarlijk was, dat ondanks alle oponthoud de brandweer
nog net met de blussing kon beginnen, voordat de vlammen de schaapskooi
konden aantasten. Dit zeer tot vreugde van de eigenaar, die de brandweerlieden
met een royale fooi beloonde. Kort daarop kwam de wagen, waarop de spuit kon
worden vervoerd, maar wat bleek, het geheel kon niet meer door de deur van het
spuithuis. Een schuur in de Nieuwstraat werd de tijdelijke brandweerkazerne.