6 vreemde vraag, doch antwoordde: "Ik ben deze zomer 61 jaar geworden, meneer." Waarop meneer verbaasd uitriep: "Dat kan nooit. Als ik alleen de uren optel die je bij mij hebt gewerkt, dan moetje al over de honderd zijn." De Borselse walvis, een walvis met een staartje door J.H. Midavaine. Het is bekend, dat er in de vorige eeuwen regelmatig walvisachtigen op de Zeeuwse kusten zijn aangespoeld. Walcheren heeft zelfs een walvis in het wapen en er wordt wel beweerd, dat men het eiland naar deze dieren genoemd heeft. Maar ook Zuid-Beveland heeft te maken gehad met walvissen en over één ervan gaat dit verhaal. Toen Abraham Leunis, beurtschipper van Terneuzen op Rotterdam, op donderdagavond 13 mei 1869, voorbij de plaat de Caloot op de Westerschelde voer, zag hij plotseling in de verte een groot drijvend voorwerp. Tevens hoorde hij een ongewoon geluid. Toen hij dichterbij kwam, zag hij, dat het een levend dier was, dat dreigend met zijn enorme staart alles dreigde te vernielen wat in zijn nabijheid kwam. Leunis besloot om naar wal te varen, om daar assistentie te vragen, doch niemand durfde met hem mee te gaan. Uiteindelijk kon hij, met veel moeite, Jacob Rottier, zoon van dijkgraaf L. Rottier, overhalen om met hem mee naar de walvis te gaan. Ze troffen het dier nog levend op de plaat aan, doch, omdat het intussen eb was geworden, had het geen voldoende diepgang meer om zich stroomafwaarts te verwijderen. Jacob, die zijn geweer had meegenomen, heeft een aantal malen op het dier gevuurd, maar, omdat ze de dreigend met zijn staart zwaaiende walvis niet dicht durfden te naderen, was het moeilijk om raak te schieten. Uiteindelijk trof een kogel de reusachtige bek van het beest en na een tijdje had het dier zoveel bloed verloren, dat het bezweek. Nadat men ervan overtuigd was, dat de zeereus gestorven was, heeft men met behulp van een aantal mensen en paarden het dier zo'n drie honderd meter op de slikken getrokken, zodat het bij eb droog kwam te liggen. Voor kenners van het gebied: het dier lag voor nummerpaal 49 op het eind van de Catharinaweg. Het nieuws van de vangst ging als een lopend vuurtje door het dorpje Borssele en vele inwoners spoedden zich naar de zeedijk om het kadaver te gaan bezichtigen. Ook de pers toonde al spoedig belangstelling voor het afgeschoten dier en alle Zeeuwse kranten uit die tijd hebben er melding van gemaakt. Natuurlijk ging men het dier ook nader bestuderen. Aan alle kanten werd het kadaver gemeten en in kaart gebracht. De aardigste beschrijving die hiervan is gemaakt, is wel die, welke verscheen in het "Algemeen Nieuws- en advertentieblad voor Zeeuws-Vlaanderen" van 26 mei 1869, waar onder de kop "Eenige bijzonderheden omtrent de Walvisch", onder meer hetvolgende staat geschreven: "Het dier behoort klaarblijkelijk tot de familie der walvisschen en wel tot het

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1996 | | pagina 6