13 maken, vertrouwende de meerderheid dat men hiermede wel soude vergenoegt zijn. Maar wat gebeurt er? Niet dieuit het eiland Walcheren maar die van het nabuurig Wissenkerke kwamen des nagts omtrent 12 uuren met slaande trom en onder ijsselijk geschreeuw ten getale waarschijnlijk wel 400 man, alle met stokken en knuppels gewapent Cortgeen intrekken. Aan mijn huis komende wierd ik versogt buiten te komen, dat ik als op dat tijdstip in geen staat van defensie tegen zoodanigen menigte zijnde, gewillig deed en vroeg wat hun begeeren was? Ik kreeg ten antwoord dat ik versogt werd in de magistraats kamer te komen. Ik seide hun indien de magistraat vergaderde dat ik soude komen. Waarop ik kort daarna door de bode geciteerd opgeroepen) wierd en weynig tijds daarna passeerde mij den baljuw Amijs, seggende wij sullen nog moeten vergaderen. Ik volgde hem en in 't kort waren alle de leden, uitgezonderd twee, die buiten Cortgeen wonen, present. De woedende menigte stoof dan de kamer in, spraken egter bescheiden en zeyden dat zij door die uit Walcheren waren bedreigt, indien sij de Cortgeennaars tot geen prinslui maakten, dat sij souden overkomen en alles verwoesten: dat sij daarom best hadden geoordeeld om een plundering voor te komen ons te versoeken dat er vrijheid wierd gegeven tot het dragen van orange. De magistraat beantwoordde hun dat er reeds des avonds tevoren die vrijheid vergunt was, waarmee sij scheenen vergenoegt te zijn. Egter vroegen zij om een fooytje, dog liefst in bier, voorgevende dat sterken drank dikwels de gemoederen te veel tot moetwil zoude aansetten.; 't welk wierd gelaudeerd en hun een ton bier wierd toegestaan. Wij bleven dus gerust, omtrent een uur tijds, wanneer een andere woedende hoop boven kwam en een papier overgaf met en onder uitbraken van een menigte vloeken, om dit geteekent te willen hebben. Hoofdsakelijk behelsde het een belofte van baljuw, burgemeesteren, scheepenen en de secretaris om het land bij den brouwer Karman in pagt geweest hem voor andere 7 jaaren te zullen verpachten en voorts om de oude constitutie aan te kleven en Willem de 5e in zijne waardigheid te herstellen. Ik tragte hun te overreden, dat wat het eerste betrof het eens anders goed was en dus dat nog ik nog iemand der leden anders dan volgens onse last konde of mogte handelen en dat het tweede aanbelangende dit een saak was, die door de stem in staat hebbende leden en steeden moest worden beslist, dus dat de stad Cortgeen als geen stem in staat hebbende daartoe niets konde toe of af doen. Dan was alles tevergeefs, het was bij de allerijsselijkste vloeken: "teekenen maar!" en niet redeneeren of wij sullen je alle de kop inslaan. Ik hervatte het nog andermaal om was 't mogelijk de luiden van denkbeeld te veranderen, dan dit was niet als de woede vermeerderen en dewijl er van alle zijde wierd geroepen: "sla dood" en de knuppels reeds tot dateynde waren opgeheven, vatte ik het papier en seyde: "dewijl de baljuw bovenstaat is 't oorbaar en welvoeglijk dat die eerst tekent". Dan deze zeyde: "neen, ik teeken niet", waarop de woesten hoop aanstonds uitriep: "neen de baljuw moet niet teekenen, wij weten genoeg dat hij een regte prinsman is, maar jij ver... patriotten, jijlui moet teekenen, voort aanstonds of zoo je nog verder spreek dan sal niemant levendig ontkomen." Ik vatte de pen en onderschreev het verv... papier en terstond moesten burgemeester en scheepenen

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1997 | | pagina 13