6 van de dominee huiswerk. Iedere week een "versje" (Psalm of gezang). Ze moesten dit uit het hoofd leren en de andere week tijdens de catechisatie opzeggen. Dominee Boersma was hierin zeer streng. Bleek de leerling het "versje" onvoldoende te kennen, dan moest hij dit op een door de dominee te bepalen dag en uur op de stoep van de pastorie komen opzeggen. De school was een gebouw, zoals het in die tijd gebruikelijk was. Het schoolplein was geteerd en bestrooid met fijn grind. Als het erg warm was, werd het teer zacht en zaten je schoenen (of klompen) onder de teer. Wanneer je bij het vallen op je knieën terecht kwam, dan zaten die vol grind. De onderste ruiten van de ramen van de schoollokalen waren voorzien van matglas, zodat op straat kijken er nou niet bij was. Het matglas van de ramen had toch nog wel enige zin, want de school stond in die tijd aan de internationale route. Alle verkeer moet door het dorp. Zelfs de "betonweg" ten zuiden van het dorp werd pas in 1940 in gebruik genomen. Zodoende kwam al het verkeer van Vlissingen richting Brabant via de "School straat". Hierbij waren ook Engelse auto's, komende van de boot uit Vlissingen en op doorreis naar elders op het vaste land. Voor het verkeer richting Vlissingen was de Schoolstraat afgesloten. Deze moesten via de Nieuwstraat en het Kerkplein. Er waren ook vaste klanten. Iedere dinsdagmiddag passeerde bijna altijd op het tijdstip dat de school uitging een fraai onderhouden en opgepoetste Ford. Die werd bestuurd door een heer met een witte baard, een zekere Mol uit Waarde, die dan met zijn gezin van de Goese Markt op weg naar huis was. Het lag misschien aan de verkeersdrukte. Maar ruim voordat de school inging, was veldwachter Fokker aanwezig. Hij postte daar op de hoek Schoolstraat/ Achterweg tot de scholieren naar binnen waren gegaan. Hoewel de grote ramen niet aan de zonzijde zaten, kon het 's zomers in de school erg warm zijn. Eén zomer was het zo warm, dat bovenmeester Houtekamer zich naar burgemeester Zandee begaf met de vraag of de school die middag verder gesloten mocht worden. Burgemeester Zandee vond dit echter niet nodig en weigerde toestemming. Of hij kon goed tegen de warmte of zijn Zeeuwse klederdracht was zo dik, dat deze de warmte tegenhield. De heer Houtekamer besloot dan zelf voor de nodige afkoeling te zorgen. Hij pakte een grote gieter, vulde deze met water en ging gietende de lokalen door. De vloer had daarvan niets te lijden. Deze bestond namelijk uit geoliede houten planken. De leerlingen vonden dit prachtig. Op de houten vloer stonden de geheel uit hout vervaardigde banken. De lessenaars waren groen geschilderd en licht beige. Iedere lessenaar bevatte een inktpot, die merkwaardiger wijs werd afgedekt met en dekseltje van een Nugget schoensmeerdoosje. Hoe de gemeente ooit in het bezit gekomen is van al die dekseltjes is mij een raadsel gebleven, aldus onze leerling. Het was oppassen geblazen met deze inktpotten. Dat ondervond ook Adriaan. Na de tekenles waarin veel was gegomd, trachtte hij het gumsel van de lessenaar af te blazen. Hij had echter verzuimd om het schoensmeerdekseltje op de inktpot te leggen. Zo kon het gebeuren dat hij per ongeluk in de inktpot blies. De gevolgen

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1997 | | pagina 6