7 waren indrukwekkend. Zijn hele gezicht was blauw van de inkt en de meester verschrikkelijk kwaad. De weduwe Nijsse hield de school schoon, daarbij werd ze geholpen door haar schoonzuster, mevrouw Verboom. Het was vrij lastig om onder de zware houten banken te vegen. Daarom werden iedere vrijdag, voor de grote beurt, een paar schooljongen ingeschakeld. Deze kropen dan ieder voorzien van handveger, al vegende van voren naar achter onder de banken door. Ze kregen hiervoor een kleine beloning. De bovenmeester Houtekamer had zeer vooruitstrevende ideeën. Zo zag hij eens in een warenhuis elders telefoontoestellen. Het betrof hier een soort onbekend speelgoed, maar wel degelijk. Hij kocht van eigen rekening 2 exemplaren met verbindingsdraden. Eén exemplaar was opgesteld in de vensterbank in het lokaal van onderwijzer A. Blok en het andere in zijn eigen lokaal. De meesters lieten de kinderen te telefoon bedienen om zodoende vertrouwd te raken met dit zeldzame stuk techniek. Dit waren dan enige herinneringen van een leerling uit Kloetinge in de jaren dertig. K.H. Oostingh te Mijnsherenland. Pieter Vader, 1734-1800. door dr. P.J.A. van Voorst Vader Het zal wel 1761 zijn geweest, dat Pieter verhuisde van Schoorl naar Kortgene. Hij had daar een aanstelling gekregen van de Administrateurs van de Boedel van WILLEM ADRIAAN II VAN NASSAU DE LECQ, Heer van Bergen, Kortgene, Odijk, de Mijl en Middelhamis, tot Secretaris van de "Stad en Hooge Heerlijk- heijt van Cortgeene". Voor zijn overlijden in 1759 had deze Nassau, spruitend uit het geheim huwelijk van Prins Maurits (1567-1625) met de R.K. Margaretha van Mechelen, wier afstammelingen op het Congres te Nijmegen in 1679 door keizer Leopold zijn gelegitimeerd en tot graven van Nassau erkend, voorzien, dat zijn kinderen niet in staat zouden zijn tot hetbeheer van zijn uitgestrekte goederen. Zijn oudste zoon, WILLEM LODEWIIK (1727-1792) was immers - evenals W.A.'s vrouw geestesziek en zijn tweede zoon, WIGBOLD ADRIAAN (1729- 1797) kreeg weliswaar belangrijke functies als Burgemeester van Alkmaar en Rentmeester van de Staten domeinen in West Friesland, maar was financieel onbetrouwbaar. In 1789 werd hij daarom onder curatele gesteld en hij bracht de laatste jaren van zijn leven door in Secure Bewaring" op het Hof van Bergen. W.A. vertrouwde daarom zijn kinderen alleen het vruchtgebruik toe; dat gold ook voor zijn dochter die gehuwd was met de graaf von Degenfeld, gezant van Pruisen in Wenen. Het beheer van zijn goederen vertrouwde W.A. toe aan twee voorname Alkmaarse heren, die zo zelfstandig waren, dat zij zelf hun opvolgers mochten benoemen. De eerste twee administrateurs waren RUTGER PALUDANUS en HENDRIK

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1997 | | pagina 7