9
grootvader Daniels - en WILLEM LODEWIJK - genoemd naar Pieters warm
bevriende zwager Ivangh.
Uit zijn brieven weten wij, dat Pieter een geboren administrateur was: kijk eens
naar zijn ongewoon fraai handschrift! (Brief aan Gedeputeerde Staten van
Zeeland met belasting aangiften). En zijn handtekening!! Maar bovenal zijn
"REEKENINGEN". Uit deze vijf bladzijden - de hele Reekening heeft er 126! -
kunt U al zien, dat het Rentmeesterschap geen sinecure was.
De bruto inkomsten in 1788 bedroegen 2441:12:51/4
Het totaal der uitgaven 1073: 2:10
Het batig saldo derhalve 1368: 9:71/4
(Zijn eerste jaarverslag als Rentmeester van de Heerlijkheid over 1788. R.A.33.1.
No. 746 (1789). Bijlagell.
Daarbij komt dan nog een Reekening over de goederen nagelaaten bij den Hoog
Edel Gebooren Heere van Driebergen. En Ontfang van de goederen bij wijlen
Nassau Bergen gekogt van de Erven van wijlen de Gravinne van Nassau, vrouwe
van de Lecq.
In 1779 dreigt de magistraat - met Pieter - in aanvaring te komen met de Staten
van Zeeland. Op 10 Februari had Wigbold Adriaan van Nassau een Request
gericht aan de staten tot vrijstelling van zekere belastingen, zich beroepend op de
"Brieven van aankoop en investiture van den 20 Maart 1478 en de daarop
gevolgde successieve verleijen: 'Floris den Bastart mag rustelijk ende vredelijk
gebruiken en genieten, doende en latende 't Burg. Ambt van Cortgene (is) van
alle Schoten, Beden, Subventien, jegens ons ende onsen Erven tot Eeuwigen
Dagen gevrijt ende gequoten". Maar de Staten wijzen deze claim af: "de
belastingen die bij Octroy 9 Juny 1774 aan gezworenen en ingelanden van den St.
Anna Polder zijn geïntroduceert vallen niet in termen van een Last of Impost der
Consumptive middelen. En zijn dus niet exempt".
Daarover wordt geprocedeerd. Het verzoek van de magistraat van kortgene om
provisioneel ontslag van betaling, hangende de procedure beantwoorden de
Staten (G.A. Kortgene No. 7/25. Brieven d.d. 4/3 1779) met de opmerking dat
Hun Ed. Mogenden daarin weinig behagen scheppen en dat in hun daar bij
gedaan verzoek niet kan worden getreden. De magistraat van Cortgene moet een
verregaande verknochtheid aan hun Halsheer wel onderscheiden van hun
verplichtingen ten aanzien van hun land. Weigering van betaling verdient ernstige
correctie. De magistraat heeft orders uit te voeren, anders wordt zij vervangen
door "waardiger voorwerpen in wier handen 's Lands Hoogheid en gerechtigheid
veiliger bewaard zullen zijn".
Maar hoort hoe welsprekend Pieter definitief onheil weet te voorkomen. (G.A.
Kortgene No. 7/25. Brieven d.d. 4/4 1779) Hij begint te berichten, dat op 3 April
aan de resolutie der Staten is voldaan, en dus binnen de gestelde tijd van vier
weken. En gaat dan voort:
"En terwijl wij uit de laatstgemelde Resolutie, tot onze gevoelige smert, hebben
vernomen, dat wij door ons vorig gedrag, en bij name door ons addres van den