10 geduurd, zal dat wel tot de nieuwe wetgeving van 1825 zijn geweest, toen het ambt van burgemeester niet langer verenigbaar was met dat van gemeenteont vanger. Van IJsseldijk geeft aan, dat hij in ieder geval in 1819 nog burgemeester was. Een tweede bevestiging van W.L.'s begaafdheid op financieel terrein vinden wij in de ontwikkeling van zijn privé vermogen. Uit Kortgeense belasting- opgaven in 1818 blijkt dat zijn grondbezit zich voorspoedig ontwikkelde: hij betaalde 1.493,79 aan grondlasten. Zijn oudere broer bracht het nog niet verder dan 165,45. Zorgvuldig is in de familie de eerste steen bewaard, gelegd door zijn zesjarige oudste zoon P.I. van Voorst Vader op 31 december 1811 voor een manege. Over zijn stoeterij zijn geen gegevens bewaard gebleven. Het Notul Boek van het gemeentebestuur van 1825 begint met de mededeling van P. Tazelaar, dat hij in gevolge het nieuwe Reglement op het Bestuur te Platten Lande burgemeester is geworden; W.L. was benoemd tot secretaris van de gemeente en plaatselijk ontvanger. Aanvankelijk werd het werk van burgemeester zowel als secretaris beloond met 100.— per jaar. Maar het salaris van de secretaris werd al gauw verhoogd tot 220.--. Als gemeente-ontvanger kreeg hij het gebruikelijke percentage. Dat bracht hem in 1826 63,70 op; in 1827 101,50. Vooruitlopend op de toekomst zij hier vermeld, dat W.L. gemeentesecretaris is gebleven tot 1838; zijn opvolger was zijn jongste zoon, de toen achtentwintig jarige Jacobus H.L. Vader. Zijn ambt van gemeente-ontvanger, zowel van Wissenkerke als Kortgene, droeg hij al eerder aan deze zoon over, in 1836. Nadat Abraham Swemer 14 November 1817 kinderloos was overleden, verkochten zijn 23 erfgenamen op 20 April 1818 zijn "Buitenplaats met deszelfs Heerenhuisinge, koetshuis, stallinge en oranjerie, genaamd Zorgwijk, staande in den Camperlandschen polder. Voorts het bosch, beplant met olme en Esse boomen, groot drie en twintig gemeten en zeventig roeden; een weide, eveneens beplant met olme en Esse boomen, negen gemeten twee honderd vijf en vijftig roedenen de Hofsteede met deszelfs huisinge, schuur, bakkeete en verdere timmeringe.... drie arbeiderswoningen een eindDijksen verder land, verspreid liggende in de Kamperland-, Toren- en Sophiapolder. De koper was W.L. Vader voor 50.401.—, inclusief de bijkomende lasten. Hij moest de koopsom voldoen in "klinkende Louis", dus Franse gouden munten. In 1818 werden Hollandse en Zeeuwse munten dus nog als twijfelachtig betaalmiddel beschouwd; papiergeld werd in nog krachtiger bewoordingen afgewezen. Waarom had Swemer, Zeelands rijkste man en vrijwel zeker de bouwheer, dit zomerhuis DAAR gebouwd, zo ongemakkelijk ver van zijn woonplaats Colijnsplaat in een tijd zonder verharde wegen? Bij Colijnsplaat lag al de buitenplaats "Zorgvliet" met meerdere kunstige bergen en vijvers. Deze werd in 1779 - vier jaar na de bouw van Sorgwijck - geveild en spoedig daarna afgebroken. Maar halfweg Wissenkerke-Kamperland lag een grote rest van de "Campensche Creecke", die eertijds Wissenkerke van Kamperland had gescheiden. Je kon daar een prachtige waterpartij maken, een grote vijver, die via

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1997 | | pagina 12