13 Na 1850 volgt herstel. Het totale beeld van de door de stoof gepresenteerde rekeningen, uitgesplitst naar de familie Vader is als volgt: REKENINGEN VOOR: Aantal Omzet W.IVader.l.H.L.VaderABRAHAM V.J.W.Vader posten jn_L 1836 49 10.043,25 1.742,29 110,49 296,14 1837 38 9.494,74 2.320,83 477,2172 696,37 224,1372 1838 30 7.189,7372 1.705,45 332,06 312,06 201,61 1839 29 4.566,48 921,65 168,19 207,86 124,4172 1840 26 5.132,74 1.764,49 202,75 185,02 1841 30 4.982,3472 1.461,25 383,06 182,45 1842 25 4.314,40 1.007,57 265,58 132,51 1843 26 4.316,78 1.061,90 700,08 299,14 1844 23 4.204,73 1.272,10 282,95 181,89 1845 25 3.932,6872 824,99 357,8672 138,01 1846 29 6.249,3972 1.199,59 233,18 438,20 46,53 1847 33 5.884,31 914,02 245,62 400,61 98,63 1848 26 3.936,65 944,66 316,71 384,88 79,76 1849 26 4.200,61 1.301,13 305,48 245,19 33,62 1850 25 4.190,07 1.237,85 353,97 1851 25 4.772,17 830,16 278,25 Na de eerste drie jaren vallen Kortgene - behalve de familie Vader - en Zuid- Beveland als toevoerders van voor "De Roos" weg. In 1836 waren er uit Kortgene nog tien leveranciers en uit Zuid-Beveland nog vier. Colijnsplaat had een eigen stoof, kreeg in 1865 zelfs een tweede. Kamperland volgde in 1860, Kats in 1862. In Geersdijk was naast "De Roos" nog de stoof "De Hoop" aanwezig. Het conflict tussen W.L. en IZAAK DE MOOR beschreef ik in het Historisch Jaarboek voor de Bevelanden No. 18, 1992. Dat kwam samenvattend hierop neer, dat De Moor in 1815 wegens het in gebreke blijven van betalen van de verschuldigde rente op zijn aanzienlijke aangegane schulden van zijn boerderij gezet dreigde te worden. Hij smeekte W.L. om hulp. "Na langdurig beraad" - W.L. voelde blijkbaar geen sympathie - kocht hij tenslotte toch maar De Moors boerderij en liet hem daar als pachter blijven. Maar zeven jaar later veranderde De Moors positie van pachter in die van "kasteleyn", omdat hij bij het betalen van de pacht vergaand in gebreke bleef. Voortaan kreeg De Moor een vast salaris, maar de "veldvruchten" vielen nu de eigenaar toe. In 1833 bleek De Moor met dit laatste langdurig de hand te hebben gelicht. Nu werd hij dan toch eindelijk van zijn boerderij gezet. De Moor nam wraak door W.L. te beschuldigen van knoeien met de gelden, bestemd voor de maaltijden, die enkele polderbesturen na de jaarlijkse inspectie gewoon waren gezamenlijk te gebruiken. De gouverneur van Zeeland vond het niet op zijn weg liggen om die beschuldiging te onderzoeken,

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1997 | | pagina 15