18 't Blijft toch Het Gezicht van Goes door Allie Barth. Al sinds 1621 bepaalt de Grote of Maria Magdalenakerk het gezicht van Goes. Waar je ook vandaan kwam, west-, noord-, oost-, of Zuid-Beveland, de hoge, kolossale kruiskerk met de sierlijke dakruiter torende boven alles uit en gaf duidelijk te kennen: hier was de stad Goes. Zo bleef het tot 1906. Toen was de katholieke emancipatie zover gevorderd, dat een hoge toren op de hoek van robuust kerkgebouw het gezicht van Goes mede ging bepalen. En de katholieken uit die dagen lieten er geen misverstand over bestaan. Niet alleen wijdde men de kerk aan Maria Magdalena, maar van boven de toegangsdeuren verkondigde men dat dit kerkgebouw het huis van God was en de poort naar de hemel. Daar konden de Hervormden nota bene aan de overzijde van de straat het meedoen. De moderne tijd heeft het uiterlijk van Goes grondig veranderd. Een televisie toren eind jaren vijftig, hoge flats in Goes-zuid in de jaren zestig en koude, verdiepingen-hoge glascultuur uit de jaren tachtig en negentig hebben de kerken ook in bebouwing naar de achtergrond gedrongen. De moderne op geld verdienen gerichte hoge accommodaties zijn, als je er goed naar kijkt, niets zeggend. Die oude Grote of Maria Magdalenakerk heeft daarentegen heel veel vertellen. We gaan naar binnen en lopen door naar de herenbank onder het orgel. Wanneer je alleen maar om je heen kijkt, dan komen de Goesenaren van vroeger als vanzelf bij je langs. Pastoors, priesters en misdienaars nemen het voortouw. Want die bank staat op gewijde grond. In de Voorreformatorische tijd bevond zich daar het altaar. Het verhaal van de Kerk en het kerkgebouw, nog steeds vol raadselen, begint misschien wel met de kapel van Slot Ostendc. Het zal niet meer dan een eenvoudig bouwsel zijn geweest. En in de veertiende eeuw betrad de Goesenaar een dorpskerk, zoals er zoveel is Zuid-Beveland zijn. In de vijftiende eeuw ging het veranderen. Goes werd steeds belangrijker en verwierf de status van stad. Vrijwel zeker bouwde men de Grote Kerk over het kleine dorpskerkje heen. We weten dat in 1450 het koor van de kerk werd aanbesteed en dat in 1506 besloten werd om "het oude werk" van de kerk af te breken. Er waren zelfs plannen om de kerk even groot te maken als die van Gouda. Het ging doorgaans goed met Goes. En als er eens geen geld was om verder te bouwen dan kregen de gerechtelijk veroordeelden de straf om enkele duizenden stenen voor de kerk te leveren. Zo bouwde men aan het Gezicht van Goes. Hoge kerken waren immers niet alleen tot eer van God maar ook tot eer van de stadsbestuurders. De kerk was best belangrijk. Het Instituut van de Zeven Getijden werd in 1443 ingevoerd en dat mocht men vergelijken met wat er op liturgisch gebied in een Kapittelkerk gebeurde. Zeven maal per dag zongen de koorknapen de gewijde liederen. Al in 1450 hing er een orgel in. En elk gilde had zijn eigen altaar. Het rijke Roomse en Goese leven kon men als het ware indrinken in het kerkgebouw. We hebben een indruk van de kerk in de zestiende eeuw. Er is een prent van het beleg van Goes in 1572 door de Geuzen. Aan de westzijde stond een hoge toren

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1998 | | pagina 20