16 onderverdeeld naar gemeente ten behoeve van de troepen op Zuid-Beveland. Op 29 augustus krijgt hij order van de Commissaris der Engelse vloot, die voor Colijnsplaat ligt, 2965 pond vlees te leveren; van Kortgene wordt verwacht de daarvoor nodige koeien af te staan. De Nederlandse vlootvoogd, maarschalk Verhuell beveelt 19 september om alle communicatie tussen het onbezette Noord-Beveland en het door de Engelsen bezette Walcheren te beletten. Op 1 oktober laat de Engelse Commandant van Veere weten via een door hem aangestelde commissie van lieden uit Colijnsplaat, dat hij tweehonderd stuks "Slagtbare runderen" opeist van Noord-Beveland. Dat weigert de magistraat van Kortgene, om twee redenen: Is die commissie wel bevoegd? Daarenboven heeft Kortgene al tachtig runderen geleverd van de honderdvijfennegentig die het in augustus nog rijk was, waaronder zelfs melkkoeien, die de bevolking eigenlijk niet kon missen. Het gemeentebestuur sommeert de commissie hun eisen maar eens zwart op wit te stellen. Dat leidt tot een aanzienlijke vermindering. Die eist nu "van den Gerechte deezer Steede omme te Leeveren 19 stuks rundvee, zullende de reeds geleeverde beesten daarvoor in mindering verstrekken". De magistraat concludeert, dat zij dan geen koeien moeten leveren, maar terug krijgen: zij heeft immers een veel groter aantal al geleverd, dan nu wordt geëist, n.l. "49 melkkoeien en 31 zoo vaarsen als vette koeijen". En dat, terwijl elders op het eiland melkkoeien van levering waren uitgezonderd. Het gemeentebestuur verzoekt vriendelijk, maar dringend teruggave. Helaas, eind oktober blijken maar twaalf beesten uit Veere teruggekomen te zijn. De strijd om de koeien heeft Kortgene moeten leveren zonder A.V. Op 30 september is de baljuw van Kortgene door een troep Engelsen opgehaald en op het schip "Pallas" voor Veere gevangen gezet, "apparent ten gevolge van de door den land-drost te Middelburg gegeven orders om den vervoer van graanen na het Eijland Walcheren te beletten." De fel regeringsgetrouwe landdrost A. van Doorn heeft blijkbaar zijn best gedaan zijn aandeel aan de bestrijding der Engelsen te leveren. Jacob Hendrik Schorer, burgemeester van Middelburg van januari 1808 tot december 1810, meende in zijn befaamd dagboek, dat er meer aan de hand is geweest. Hij schrijft zondag 1 oktober: "Gisteren of heden hebben de Engelschen weer een detachement gezonden na Noord-Beveland, waarschijnlijk met het oogmerk, om vandaar het transport van levensmiddelen te favoriseeren. De heer Vader, balliuw te Cortgene, is door hun opgeligt en op een oorlogsschip geplaatst. Zo men zeyde, omdat hij daar aanslagen had gedaan van coloniaale producten derwaerts gezonden of eigentlijk want aanslaan kon hij als balliuw niet nalaatenom zijn buitengewoone vigilatie, door in persoon langs dijken etc. op het inbrengen te passen en alsoo de aanslagen te bevorderen, hetgeen men misschien oordeelde meer de zaak van cherchers en oppassers te zijn dan van den balliuw. Zo verhaalt men." De Engelsen brachten namelijk door hen meegebrachte tropische producten als koffie, suiker, kruidnagelen, kaneel, anijs ter veiling in Middelburg. De broodnuchtere Schorer had in de woelingen na

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1998 | | pagina 18