21
het vroegere Generaliteitsland Zeeuwsch Vlaanderen, dat in de Franse tijd deel
van Vlaanderen en Frankrijk was geworden. En 22 maart 1815 "aanvaardt Zijne
Hoogheid den Heere Prince van Oranje den Titel en Waardigheid van Koning der
Nederlanden." Dat wordt gevierd op 29 maart. Op 20 december 1815 is er
opnieuw feest, nu voor de gesloten vrede.
Er volgen nog vele jaren van armoede en maar heel langzaam herstel. Grocnleer
schrijft: "Na de periode 1780-1820 waarin de landbouw meestentijds biocide,
braken voor de boeren magere jaren aan. De prijzen van de meeste gewassen en
van vlees en zuivelproducten begonnen te dalen." Goedkoop graan stroomde
binnen uit de Baltische landen en Zuid-Rusland. "Voor Zeeland was de situatie
byzonder ongunstig, omdat de meekrapcultuur gelijktijdig met de graanbouw in
verval raakte." Goedkope Franse meekrap verdrong Zeeland uit de Engelse
markt.
Aardappelen boden enige compensatie, vooral door de constante opbrengst
daarvan; althans tot het uitbreken van de aardappelziekte in 1845 en volgende
jaren. Vlas en koolzaad zorgden nogal eens voor teleurstellende oogsten. De door
Napoleon verplicht ingevoerde verbouw van suikerbieten verdween dra na het
herstel van de invoer van suiker van overzee. Groenleer vervolgt: "Omdat bij de
dalende prijzen van de gewassen de pachtsommen niet snel genoeg volgden,
kwamen de vele pachtboeren in nog ernstiger moeilijkheden dan de grond
eigenaren-exploitanten." De daglonen der arbeiders bedragen in winter en
voorjaar vijftien stuivers, in de zomer achttien tot twintig stuivers.
A.V. vecht verbeten voor iedere cent, zoals wij al zagen bij de schade, geleden in
1809-1810. En ook bij de forse uitgaven, die Kortgene zich moest getroosten
t.b.v. Anna Maria Triest (zie Spuije nr. 35:17-20), en bij menig ander armlastige
die men voor hun onderhoud Kortgene op het dak dacht te kunnen schuiven.
En hij vecht voor iedere inwoner, die in moeilijkheden komt. Als Zeelands
gouverneur vraagt veldwachter Dicrcks te ontslaan, omdat hij "is geïnformeert
dat deze chef der veldwagters zig aan dronkenschap schuldig maakt en dus niet in
dien Post kan gecontinueerd worden" gaat dat niet door. Hij was wel eens
dronken, "maar niet ten tijde van zijn ambtsbediening, al gaf hij aanleijding tot
ergernis. Daar nogtans het gebrek van den bewusten Persoon voor als nog zeer
verre is van eene dagelijksche hebbelijkheid te hebben verkreegen, en hij
overigen(s) onderscheide goede hocdanighceden heeft, welke hem voor zijnen
post nog al aanbeveelen maar misnoegen en een vermaaning van uwe
Excellentie zou ik voor hem van een weezenlijke weldaad beschouwen."
Als in 1827 de landman Tazelaar enkele jaren zijn pacht niet heeft betaald - het
Armbestuur is eigenaar van de grond - willen Gedeputeerde Staten hem zijn pacht
ontnemen. Maar A.V. betoogt dat het resultaat van de landbouw enkele jaren zeer
slecht is geweest. De magistraat is overtuigd van zijn braafheid en zuinige
levenswijze. Bovendien, hij heeft een talrijk gezin. Wat zou daarvan terecht
komen. Het zal echt wel in orde met hem komen. A.V. schiet hem uit eigen zak
208,80 voor zonder onderpand en zonder rente te bedingen!
In 1830 besluiten Gedeputeerde Staten zelfs om ook "de plichtsgetrouwe veld-