23 geweest met Jhr. Joachim Ernst Mulert tot de Leemcule (1750-1818), een groot drinker en vrouwenjager. Reeds na zeven jaar was dit huwelijk door echt scheiding ontbonden. A.V. presenteert zijn Reekeningen dan niet meer in Alkmaar, maar in Zwolle of Dalfsen. Bij dit dorp kan men nog steeds "De Leemcule" aantreffen. Toen Joachim Mulert in 1804 de Leemcule per publieke veiling verkocht, heeft zijn zoon Frederik Christiaan - die niets van zijn vader moest hebben - die havezate gekocht. In 1811-1812 werd het hoofdhuis daarvan afgebroken. Een der bouwhuizen werd ingericht als woning; een verbouwing in 1823 gaf hieraan het huidige aanzien. De omvang van het landgoed bedroeg toen ongeveer honderdveertig hectare. (In Overijssel vindt men vóór de woning van een havezate meestal op het voorplein ter weerszijden een "bouwhuis", die dienen voor de "bouw", d.w.z. landbouw en veeteelt. Daar werden ook de koetsen en paarden gestald en woonde in een gedeelte de werkbaas.) Het bezit leed door de zware oorlogslasten; en later door het eeuwig geldgebrek der heren Mulert aan erosie. A.V. schrijft zijn laatste Reekening over het jaar 1835. Dan draagt hij het rentmeesterschap over aan zijn zoon Jan Willem. Als de Muierts in 1842 bij de verkoop van de Heerlijkheid Kortgene ook de kerk te gelde willen maken, - zelfs per publieke veiling! - heeft de Nederlansch Hervormde Gemeente geen geld in kas om die te kopen. A.V. - president kerkvoogd - brengt de koop tot stand voor 5438,70. Hij schiet zelf die som voor; in de volgende jaren wordt dat bedrag door de Hervormde Kerkvoogdij geleidelijk afgelost. In 1843 wordt door iemand die onbekend wil blijven een zilveren avondmaal- servies aan de kerk geschonken. A.V. is wel de waarschijnlijke gever. Zoon Jan Willem zal in 1860 het zilveren doopbekken schenken. A.V. blijkt uit dit alles, was een steunpilaar van de Nederlands Hervormde Kerk, zoals ook zijn kinderen zullen zijn. Dat de Christelijke levenswandel hem ernst was, blijkt daaruit, dat hij uit eigen middelen een - uiteraard Christelijke - bewaarschool heeft gesticht, waarvan het bestaan in 1827 voor het eerst uit de stukken blijkt. Hij en zoon Jan Willem hebben in hun testamenten het voort bestaan daarvan financieel verzekerd. Later zal zijn broers dochter en haar man, het echtpaar Van der Loeff-Vadcr dit goede voorbeeld in Wissenkerke volgen. Het motief hiervoor was, dat doordat ook gehuwde vrouwen deel namen in de in de landarbeid, een opvang van kinderen dringend nodig was. In 1839 draagt A.V. de notarispraktijk over aan zijn zoon Jan Willem. In zijn latere jaren neemt A.V.'s werktempo af. Wij kunnen dat opmaken uit de vele aanmaningen van de districtscommissaris te Goes, J.H. Verschoor van Nisse, om eindelijk eens de verschuldigde papieren op te zenden, zelfs onder bedreiging met vergelding! Zo b.v. 12 mei 1826: "Ik verzoek UwEd. om mij uiterlijk op den 20 dezer in te zenden de Processen verbaal achtereenvolgens art. 58, 61, 62, 63-70, ter voorkoming van zeer ernstige maatregelen." En 18 januari 1827: "Ik verzoek uw om op aanstaande Dingsdag den 23 dezer ten mijnen Bureau omteleggen alle de door Uw ten achteren zijnde stukken zoo algemeene als byzondere. Zullende

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1998 | | pagina 25