21 dichten als over het verloren Paradijs. Hier vond men rijtuigen, paarden, jacht honden, een mandewagen voor de kleintjes, een ezelkar voor de groteren, een schommel, een bos, een boomgaard, waarvan de vruchten soms naar Utrecht werden verstuurd, hazelnoten, druiven, abrikozen, perziken, kassen met aman delen en wat niet al, tamme konijnen, een poelepetaat parelhoen) die "136 eijers" kon leggen en het boerenbedrijf de "Hollandsche Hoeve." De jacht. Het werk vergde geen volledige dagtaak. In de herfst gaat V.V.V. vergezeld door vriend of tuinman op hazenjacht. Bij de openbare verpachting in 1861 wist V.V.V. de hand tc leggen op het jachtrecht op alle grond van de gemeente Goes. Daarvoor jaagde hij alleen op eigen grond, meest op de bijna 5 ha. die hij in de Wilhelminapolder bezat. Het gold de zogenaamde "lange jacht": de jager heeft de taak de haas te ontdekken, waarna hij er zijn hond(en) op afstuurt om hem te apporteren. Er komt geen schot aan te pas. Deze lange jacht is - evenals de vossenjacht - in 1923 in Nederland verboden. Een indruk van vreugde en verdriet bij deze verdwenen jaagvorm krijgen wij uit V.V.V.'s brieven: 5-10-1857: "Zaturdag heb ik met het oude span (honden) nog vier hazen gevangen; want de nieuwste hond heeft Woensdag, toen ik hem geprobeerd heb, een zijner poten bezeerd. Het hondje, want het is niet groot, heeft mij goed voldaan; het heeft alléén een ouden haas gevangen en verder met den bonten (hond) nog drie. Het loopt den bonten spoedig voorbij, doch is nog niet vast in het grijpen, anders zouden er al zeer weinig (hazen) wegloopen." 26-10-1857: "Cornelis (een knechtje) heeft nogal ambitie in het jagen en niet minder in het ontvangen van kwartjes, doch op de jagt komt hij natuurlijk bij Kooman (de juist overleden tuinman) veel te kort en heeft nog maar één haas zien liggen. Vandaag is de nieuwe tuinman in dienst gekomen, die mij op het oog goed bevalt." 10-11-1857: "Het doet mij genoegen, dat de gezonde hazen ul. zoo goed hebben gesmaakt Eén van de Fouws dure hondjes was Woensdag zoo afgemat, dat hij neerviel en een poosje voor dood bleef liggen, zoodat dhr. de Fouw het beestje met treurige oogen zat aan te kijken. Zijn knecht heeft het dier toen opgenomen en een eind gedragen, waarop het langzamerhand is bijgekomen. Het was dien dag ook warm." 3-12-1861: "Het totaal gevangene hazen is nu reeds 122 dit jaar en dat vind ik nog al wel, niet waar?" 8-2-1862: "Van Jet -(het jongere zusje van de beide gymnasiasten)- zult gij wel vernomen hebben, dat er vier honden zijn gestorven en Rap slechts alleen is over gebleven. Het is een grote spijt en tevens een groot gemis voor mij. Had ik Wipje mogen behouden, dan zou het mij nog niet zoo moeijelijk gevallen zijn. Nog dagelijks, als ik achter kom, heb ik er gemis en verdriet van, dat vriendelijke dier niet meer te zien." In de winter 1861-1862 is door de strenge vorst de scheepvaart stil komen te liggen waardoor de jongens de kerstvakantie niet thuis kunnen komen. V.V.V.

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1998 | | pagina 23