22 vermaant de jongens toch maar geen gastvrijheid te vragen aan de bevriende Mevrouw de Chateleux in Arnhem. Die heeft hen wel eerder te logeren gehad; maar jezelf uitnodigen, dat gaat niet! 20-12-1861: "Eenige dagen geleden heb ik aan Mevrouw de Chateleux een haas gezonden en kreeg daar gisteren een bedankbrief voor. Zij schreef mij ook, dat zij wel dacht, dat gijl. met vakantie naar huis zoudt gaan, doch wanneer zulks het geval niet mogt zijn, dat zij ul. dan met genoegen bij haar zou zien!" Waaruit blijkt waarvoor een haas al niet dienen kan! Tot aan de zomer 1859 blijven de jongens gehuisvest in de kostschool van de "instituteur" (=kostschoolhouder) Nijland. Maar juffrouw Nijland wordt ziek, waarom zij na de vakantie verhuizen naar de woning van de rector van het gymnasium Ekker! Dat werd werken! Willem, die al 15 jaar was toen hij aan het gymnasium begon, slaat zelfs een klas over, waardoor hij al na 5 jaar, in de herfst 1862 met de rechtenstudie kan beginnen. Piet volgt hem daarin in 1863. Beiden waren bij hun eindexamen de besten van de klas en mochten daarom een rede voering in het latijn in de Pieterskerk afsteken. Als student wonen zij op kamers. Zij vieren de herwonnen vrijheid door te genieten van het studentenleven. Voor de 4-jarige studie hebben zij beiden 6 jaren nodig. V.V.V. toont zich zachtmoedig in zijn vaderlijke kritiek. Als Piet in maart 1865 schrijft, dat hij de paasvakantie in Utrecht blijft om te werken, antwoordt Papa: "Wanneer gij twee jaren besteedt om uw propedeutisch (examen) te doen - daarvoor staat één jaar (Schr.) - en dan daarvoor nog eene vacantie moet overblijven, dan dunkt mij, dat gij niet bijzonder veel moet gewerkt hebben." Ironisch commentaar, geen donderpreek! Zo geniet V.V.V. intens van zijn gezin en het buitenleven. Van de driejarige Jan, die, als het gaat sneeuwen, hoopt dat zijn vader gelijk heeft, die hem wijs maakt dat het suiker is. Mei 1860: "Er gaat niets boven het eerste groen; de peerenboomen bloeijen zoo overvloedig, dat het schijnt, of zij met een laken zijn overdekt." Uit de notulen van de gemeenteraad blijkt dat V.V.V. vaak ziek was, meer dan de andere leden van de Raad. Van zijn laatste benauwde dagen zijn wij op de hoogte doordat met potlood gekrabbelde notities daarvan van zijn vrouw onlangs aan het licht kwamen. Zij eindigt zo: "Het was dus 21 September, dat mij de zwaarste dag des levens trof. God trooste mij en sterke ons, en geve ons zoo te leven, dat wij onzen dierbaren doode eens mogen wedervinden, daar waar geen nacht meer zijn zal."

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1998 | | pagina 24