26
zeekraal en het kweldergras. Brakke gedeelten herbergen als kenmerkende
planten wilde selderij, zeebies en smalbladige rolklaver.
Kenmerkend voor het overgangsgebied tussen zout en zoet zijn de zilte zegge en
de kattendoom. Alleen in de wat zoetere gedeelten treffen we een rietbegroeiing
aan en de daar nog aanwezige verschillen in het zoutgehalte vinden we terug in
de lengte van de riethalmen: hoe zoeter het water, hoe langer het riet.
Totaal zijn er in de Noord-Bevelandse inlagen enkele honderden plantensoorten
te vinden, variërend van de op de kleidijken groeiende gevlekte rupsklaver, tot de
op jong duinzand florerende blauwe zeedistel.
Inlagen zijn vanouds beroemd om de grote aantallen vogels die er verblijven. In
gedeelten met een niet te hoge begroeiing vinden we hoogwatervluchtplaatsen
van steltlopers die bij laagwater op de slikken in de aangrenzende Oosterschelde
voedsel zoeken. Scholeksters, rosse grutto's, zilverplevieren en diverse soorten
strandlopers zoeken hun gezamenlijke rustplaats op om daar af te wachten tot ze
bij laagwater weer buitendijks kunnen fourageren.
Een fraaie hoogwatervluchtplaats ligt voor observatiehut de Keihoogte. Vogels
zoals kluut, visdiefje en vele, vele andere voor ons 'vreemde vogels' hebben we
vanuit de hut bekeken.
We zijn benieuwd wat de gids ons volgend jaar daar allemaal over kan vertellen!
Natuur fietstocht in de Zuid-west Zak van Zuid-Beveland 13 juni 1998:
Ongeveer 20 deelnemers, met regenkleding onder de bagagedrager als voorzorg,
gezien onze ervaring met het noodweer in 1997, namen een aanvang bij het café
't Klompenkot, tussen 's-Heerenhoek en Borssele aan het begin van de
Monsterweg, onderleiding van onze gids, Ad Beenhakker richting Driewegen met
St. Anthonypolder, Hollepolder. Vervolgens richting Coudorp, nemen we de
Trenteweg naar Ellewoutsdijk. Werpen een blik op de aanvang van de
Westerschelde werkzaamheden en vervolgen onze weg door de Noord polder,
Driewegen polder, Nieuw-Ovezand polder, Oud-Ovezand polder, Blazekop
polder en Hollestelle polder en weer terug bij 't Klompenkot. Ad maakte ons
attent op de oude dijken, die altijd één steile en één flauwe helling hebben. De
flauwe helling lag aan de zeezijde; de golven konden hierop gemakkelijker
breken en verloren zo hun kracht. Aan binnendijken is dus altijd te zien waar
vroeger de zee was. In de Middeleeuwen stelde men al hoge eisen aan de belang
rijkste dijken. De kruin van de dijk moest vijf zoden breed zijn, dat is ongeveer
12 meter. De naam Vijfzodendijk herinnert daar nog aan.
We reden langs de schitterende hoeve De Witte Pauw (bij 's-Heerenhoek) en de
Hoeve in Hollestelle (Ovezande). Ad had over elk een verhaal, wat ons nog beter
deed kijken.
Hollestelle ontstond in de vijftiende eeuw als eiland in de westelijke arm van de
Zwake, het water vormde eertijds de scheiding tussen de eilanden Zuid-Beveland
en Borssele. Hollestelle hoorde toe aan de ambachtsheren van 's-Heer Arends-
kerke. Men denkt dat deze polder aan het eind van de vijtiende eeuw is bedijkt.