De luciferskoppen Over het toedienen van luciferskoppen deden er in Kruiningen verschillende ver halen de ronde. Op zekere dag had Jannetje aan buur vrouw Verhulst gevraagd of zij niet een middeltje wist om haar man mee te verge ven. Buurvrouw Verhulst had hierop ont kennend geantwoord en haar geadviseerd om dit niet in haar hoofd te halen, want dan zou zij dit openbaar maken. Een en ander liep toen af met de belofte van Jannetje 'dat zij het niet zou doen'. Sommige bewoners wisten te vertellen, dat het zoontje van Marinus eens de kop koffie van zijn vader wilde uitdrinken, maar dat zijn moeder het hem verbood, waarop Marinus de koffie in het vuur heeft gegooid. Op een keer toen Marinus met buurman Verhulst stond te praten, vroeg de kleine Marinus of hij de voor zijn vader bestemde kop thee mocht uitdrinken. Nadat hij hier voor toestemming had gekregen, kwam hij echter spoedig terug, zeggende dat er een vieze smaak aan de thee zat. Van Weele gooide het kopje leeg en beiden zagen dat er bezinksel op de bodem lag, dat bestond uit afschraapsel van lucifers en ze roken een duidelijke zwavellucht. 'Nu kun je eens zien wat ze met mij willen doen', zei Marinus tegen zijn buurman. In het najaar van 1865 trof Van Weele luciferskoppen aan in zijn pap, waarop hij tegen Jannetje zei: 'Eet jij dat zelf maar op!'. De nieuwe betrekking van Kees Franse In februari 1866 had Kees Franse zijn dienst in Kruiningen opgezegd om bij een boer in Yerseke te gaan werken. Voordat hij naar zijn nieuwe werkgever toeging, nam hij zoals gebruikelijk in die tijd, een week vrij. Hij verbleef bij zijn ouders in Kruiningen. Omdat Jannetje, die het bericht van zijn nieuwe dienstbetrekking al snel vernomen had, bang was dat hij haar in Yerseke zou vergeten, zond ze hem zakdoeken en andere kleine geschenken om de herinnering aan haar levendig te houden. Toen hij tijdens het verblijf bij zijn ouders in zijn kist de gouden oorijzers van Jannetje tegenkwam, die ze hem anderhalf jaar geleden in bewaring had gegeven, besloot hij om deze af te geven bij buur vrouw Verhulst in Kruiningen, waar Jannetje nog regelmatig kwam, omdat ze naaiwerk voor haar deed. De ontmoeting met Kees Franse in Goes Toen Kees met de gouden oorijzers bij buurvrouw Verhulst kwam trof hij daar toevallig Jannetje aan. Samen maakten ze de afspraak om op 6 maart naar Goes te gaan. Het zou de laatste vrije dag van Kees zijn en vanuit Goes kon hij dan rechtstreeks doorgaan naar Yerseke. Het kostte echter voor Jannetje die dag veel moeite om vervoer naar Goes te krijgen. Bruinzeel onderhield normaal met zijn wagen de dienst op Goes. Hij weigerde ech ter te rijden omdat alleen Jannetje en dok ter De Broekert de reis naar Goes wilden maken. Voor twee passagiers was hij niet bereid zijn paarden uit de stal te halen. Uiteindelijk ging Jannetje met de wagen van Stevense op weg en in Kruiningen pik ten ze Kees op. In Goes gekomen werd er in de Prins van Oranje over 'de ouwe', zoals Van Weele gewoonlijk werd genoemd, gesproken. Jannetje zei tegen Kees dat zij 'aan het meesteren' was en dat zij verlangde dat Marinus maar dood was. Franse adviseerde haar toen loodwit te gebruiken en voegde er aan toe: 'Loodwit in pap is goed om iemand te vergeven'. Zoals hij later zou zeggen bedoelde hij met het woordje 'goed' dat het een 'middel' was om iemand te vergeven. Het 'meesteren' waar Jannetje het over had, sloeg waar schijnlijk op het mengen van koffie of thee met afschraapsel van de verf van de lamp, want de kleine Marinus had op een avond vanuit zijn bed gezien hoe zijn moeder daarmee bezig was. Het onderzoek naar de dood van Marinus Zoals vermeld werd Marinus op 16 maart 1866 plotseling ziek en stierf hij. Vrouw Kopmels, die naar het sterfhuis geroepen werd om Van Weele te helpen afleggen zei 14

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1999 | | pagina 16