sturen kregen bovendien de verplichting
opgelegd om het schoolgaan van deze kin
deren zoveel mogelijk te bevorderen.
Praktisch gezien schuilde hierin een para
doxale situatie. Aan de ene kant voerde
het gemeentebestuur de maatregel uit door
de ouders van bedeling uit te sluiten als ze
hun kinderen niet naar school stuurden.
Aan de andere kant verhoogde deze maat
regel de lasten voor de gemeente doordat
de kinderen die op deze manier verplicht
de school moesten bezoeken, niet konden
bijdragen om het gezinsinkomen aan te
vullen. Voor de gemeente leverde dit méér
kosten van bedeling op. Geen wonder dat
op het platteland, waar de gemeentebestu
ren in meerderheid uit welgestelde boeren
bestonden - die zo hun eigen opvattingen
hadden over arbeiders en onderwijs voor
arbeiderskinderen - de uitvoering van de
wet van 1857 in vele gevallen moeizaam
verliep.
Kinderwet Van Houten
In 1866 werd de organisatie
Volksonderwijs opgericht, in 1870 het
Schoolverbond. In 1876 zouden deze beide
bewegingen fuseren. Eén van de doelstel
lingen van Volksonderwijs was om het
onderwijs algemeen en verplichtend te
maken. Zo ver zou het voorlopig niet
komen. Wel komen er wettelijke maatrege
len vanuit een ander gezichtspunt. In toe
nemende mate wordt de aandacht geves
tigd op de nadelen van kinderarbeid. Het
in 1869 verschijnende rapport van de in
1863 ingestelde regeringscommissie die de
toestand van de kinderen in de fabrieken
moest onderzoeken, pleit zelfs ook voor een
wettelijke verplichting tot schoolbezoek.
Een wettelijke regeling van de kinderar
beid wordt evenwel niet wenselijk geacht.
Ook het parlementslid Samuël van Houten
noemt het schoolverzuim als argument,
wanneer hij voor het eerst, in november
1871, de kinderarbeid in de Tweede Kamer
ter sprake brengt, zonder succes overigens.
Het Nederlandsch Schoolverbond gaf in
1872 een rapport uit waarin het een ver
bod voor loonarbeid van kinderen beneden
de leeftijd van twaalf jaar bepleitte.
Hoewel er in het oorspronkelijke wetsont
werp van Van Houten een bepaling inzake
de leerplicht was opgenomen, al of niet
door de gemeenteraden op te leggen, werd
deze bepaling bij de uiteindelijke aanvaar
ding door de Tweede Kamer op 5 mei 1874
geschrapt. Op 15 oktober volgde de inwer
kingtreding van deze wet, die de geschie
denis is ingegaan als 'het kinderwetje Van
Houten'. De relatief gezien grote bekend
heid die deze wet gekregen heeft, is niet
terecht. Wat overbleef was namelijk van
beperkte reikwijdte: wel een verbod om
kinderen beneden de 12 jaar 'in dienst te
nemen of in dienst te hebben', maar niet
van toepassing op 'huishoudelijke en per
soonlijke diensten en op veldarbeid'.
Onbegrijpelijk dat veldarbeid voor jonge
kinderen onder vaak moeilijke omstandig
heden gedurende lange werkdagen, ook bij
slecht en heet weer, anders werd beoor
deeld dan het werk in nijverheid en fabrie
ken. Op zijn minst moet een grove misken
ning en onderschatting van de belangen
van de plattelandsbevolking aan deze clau
sule ten grondslag hebben gelegen.
Controle op de naleving van de bepalingen
in de wet ontbrak, zodat de gunstige wer
king van de wet na enige tijd weer verlo
ren ging. Wel van belang was dat voor het
eerst op sociaal terrein de psychologische
barrière van overheidsingrijpen was geno
men.
Initiatief van de provincie
Geen wonder dat de provinciale overheid
niet achter wil blijven met maatregelen. In
het licht van de tijdgeest, 'tot bevordering
van het meer getrouw schoolbezoek en tot
wering van schoolverzuim'stelt
Provinciale Staten van Zeeland op de
begroting voor het jaar 1872 twee duizend
gulden beschikbaar. Ook het jaar daarvoor
had de provincie eenzelfde bedrag voor dit
doel besteed. Een bedrag dat in de ogen
van de schoolopziener in Zuid-Beveland
'veel te gering is om het beoogde doel daar
mede te bereiken'. Op dinsdag 18 maart
1873 belegt J.H. de Laat de Kanter, de
schoolopziener, een bijeenkomst in het
logement De Prins van Oranje te Goes.
Hiervoor stuurt hij een uitnodiging aan de
burgemeesters, tevens voorzitters van de
19