Armenzorg te 's-Heerenhoek in de achttiende eeuw P.S.G. Raas (t) Ten geleide Eén van de mensen die gedurende een reeks van jaren de Heemkundige Kring De Bevelanden een warm hart hebben toegedragen, is P.S.G. Raas geweest. Zijn inbreng in het bestuur als secretaris en als werkzaam lid in de commissies veldnamen en kleine monumenten zijn van grote betekenis geweest. Zijn publicaties voor de vereniging muntten altijd uit door gedegenheid en duidelijkheid. Eenmaal, in 1988, verscheen een themanum mer van het Historisch Jaarboek van zijn hand, gewijd aan de Nederlandse Hervormde Kerk van 's-Heerenhoek. Raas overleed op 27 november 1996 op 55-jarige leeftijd. Als postuum eerbetoon aan Paul Raas zal de redactie enkele van zijn artikelen opnemen in dit blad. Ze worden overgenomen uit 'Den 'oek van 't pak'uus', de dorpskrant van 's-Heeren hoek. Mevrouw Raas-Knuit heeft er in toegestemd deze artikelen van wijlen haar echtgenoot over te nemen. Het eerste handelt over de armenzorg te 's-Heerenhoek in de achttiende eeuw. Inleiding In de middeleeuwen was de zorg voor de armen en behoeftigen een aangelegenheid van de plaatselijke kerken (parochies). De instelling die zich daarmee bezighield heette Sanctus Spiritus of Heilige Geest. Na de Reformatie bleef deze oude naam bestaan, maar kwam de armenzorg onder beheer van een college uit het dorpsbe stuur, de zogenoemde 'Grote Armen', en kregen de kerken een eigen organisatie voor armenzorg. Voor de Gereformeerde Kerk was dat de diaconie en voor de Rooms-katholieke kerk het armbestuur van de parochie. Die drie genoemde instan ties zorgden samen voor bedeling van de behoeftigen. Dat 'samen' moet men niet opvatten als 'eendrachtig'want dat laatste was men vaak allerminst. Veelal probeerde men een ander voor de kosten van bedeling van de armen te laten opdraaien. Bij keizerlijk placcaat van 1531 was de armenzorg voor het hele land op eenparige voet geregeld. Ook na de Reformatie ble ven de toen vastgelegde uitgangspunten van kracht. Het burgerlijk bestuur diende te zorgen voor 'onmondige kinderen' en armen die geen lidmaat van een kerk waren. Voor het overige kwamen de kerke lijke armbesturen als eersten in aanmer king om ondersteuning te geven. Afhankelijk van de omstandigheden wer den plaatselijk wel eens afwijkende rege lingen getroffen tussen de verschillende instanties. Verdere onderstand door het burgerlijk armbestuur dan hierboven genoemd, kon pas in geval van volstrekte noodzakelijkheid worden gegeven. Bij dat alles was het begrip 'domicilie van onder stand' een bepalende factor. Daarmee werd bedoeld de plaats waarvan het armbestuur verplicht was de arme te helpen. De ambachtsheren Het dorpsbestuur lag in die tijd in handen van de ambachtsheren. Een ambacht of ambachtsheerlijkheid was een rechtsge bied en kan worden beschouwd als voorlo per van de gemeente. De bezitter van een ambacht, de ambachtsheer, oefende in zijn gebied overheidsgezag uit. Hij stelde schout en schepenen aan en bepaalde wat er in het dorp gebeurde. Het ambacht 's-Heerenhoek was eigendom van een aan tal ambachtsheren gezamenlijk. Deze ambachtsheren bepaalden dus ook hoe de armenzorg werd geregeld. De uitvoering van de zorg werd wel aan de besturen overgelaten, maar bij geschillen beslisten de ambachtsheren zelf. In het algemeen werd in de eerste plaats een beleid gevoerd om zoveel mogelijk vreemdelingen uit het dorp te weren. Dat waren immers meestal arme drommels, 2

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1999 | | pagina 4