ning van een van de kerkelijke armbestu
ren kwamen. Deze laatsten verstrekten
hoofdzakelijk levensmiddelen, kleding,
stooksel en dergelijke.
In 1721 werd aan de chirurgijn een bedrag
van 6,- betaald voor het genezen van 'een
kwaad been van een arm kind'. De doods
kist voor 'een arme mensch' kostte in 1725
4,-, een hoed voor een arm kind 1,30.
'Voor een dootkist met afleggen, enz. van
een arm wijf betaalde men in 1732 7,60.
Een kerkboek voor de wezen van Jan
Dumon kostte in diezelfde tijd 9,35.
Levering van 17 ellen wit lijnwaad en het
maken van 7 hemden daarvan kostte in
1741 9,95. Aan 'reysende en nood
druftige', dus aan arme vreemdelingen,
werd jaarlijks enkele guldens besteed.
Voor pennen en papier voor de arme kin
deren (om te leren schrijven?) werd 1,38
betaald; voor een paar schoenen 1,90.
Tot zover een aantal losse uitgaven. Ter
afsluiting volgen hier nog twee bijzondere
zaken waarmee de armmeesters werden
geconfronteerd.
David Meeuwse
In de rekening over 1775 komen we David
Meeuwse voor het eerst tegen. Hij wordt
aangeduid als zijnde 'innocent', dus als
onschuldig, ofwel niet-toerekeningsvat-
baar. Aan het Gasthuis in Goes werd in
genoemd jaar 13,30 betaald voor 5 weken
kost en logies voor hem. Daarbij werd 'voor
't verscheuren van bed en beddegoet, in
slaan van glaasen en verbrijselen van zijn
kribbe' niets in rekening gebracht.
Waarschijnlijk is David uit Goes weggelo
pen, want er is een bedrag van 1,25 ver
antwoord voor 'brengen van David Meeuse
van ter Nisse naar 's-Heerenhoek'Het
'koopen van hembden, hemtrokken en ver
dere kleederen, alsoo den selven alles van
zijn lichaam verscheurt had, met verdere
verschotten tot in het verbeterhuys tot
Bergen op Zoom', kostte echter 15,60. Tot
zijn dood in 1795 werd een bedrag van
aanvankelijk 80,-, en later tot 100,- per
jaar voor verpleging van deze man betaald.
Arij Gillisse Joossen
Een heel ander geval waarmee de arm-
meester te maken kregen was dat van de
timmerman Arij Gillisse Joossen. Deze
man, geboren in 1744 te Kleverskerke,
kwam in 1770 naar 's-Heerenhoek. Hij
trouwde in 1772 met Maatje Jacobse van
Kleunen, weduwe van Pieter Dekker. Na
het overlijden van Maatje hertrouwde Arij
in 1783 met Cornelia Jacquemet, jonge-
dochter van 's-Heerenhoek. Zij kregen tus
sen 1784 en 1793 acht kinderen. Niettemin
raakte in 1789 Jozina Spruijt, jongedoch-
ter van 's-Heerenhoek, van Arij in ver
wachting. In een dergelijk geval stond het
nagenoeg al bij voorbaat vast dat het kind
ten laste van de armen zou komen.
Daarom werd Arij door de armmeesters
aangesproken. Hij werd verplicht de finan
ciële gevolgen van zijn daad te dragen. Om
të beginnen kwamen de kraamkosten van
26,50 voor zijn rekening. Daarnaast
moest hij, om het kind door het armbe
stuur te kunnen laten alimenteren, een
kapitaal van 600,- betalen. Voor die tijd
een aanzienlijk bedrag. Uit het kapitaal
werd nadien aan Jozina Spruijt jaarlijks
een bedrag van 26,50 (tien Zeeuwse
Rijksdaalders) voor haar kind uitbetaald.
Dat kind kreeg overigens wel de naam van
zijn vader: het heette Jacobus Arij se
Joosse.
Overgenomen uit
'Den 'oek van 't pak'uus', dorpskrant voor 's-Heerenhoek,
4ejrg. 1994.
5