De man met het molentje F.H. de Klerk Marinus Beeke is rond 1900 kermisexploitant en woont in Sint Maartensdijk. Hij heeft een draaimolen die hij met een scheepje van de ene naar de andere plaats vaart. In die tijd kan zo'n attractie op geen enkele wijze over de weg worden vervoerd. Hij vraagt in onderstaan de brief beleefd aan B en W van Wemeldinge om met zijn spulletje daar te mogen staan. De brief is vermakelijk om te lezen. Het is te Kruiningen kermis, en Beeke meent dat hij daarom te Wemeldinge goed zal kunnen draaien. In Kruiningen zal de concurrentie met andere kermisattracties te groot zijn. De ietwat onderdanige, en weinig geschoolde, schrijf stijl geeft een indruk van hoe men bijna 100 jaar geleden tegen gemeentebestuur aankeek en hoe het met het onderwijs was gesteld. Sint Maartensdijk 11 mei 1904. Weledelachtbare heer Burgemeester en wethouders, Ik heb een beleefde vraag tot u alen daar ik een draaimoleje in mijn bezit heb. Daar vaar ik van de eene plaats naar den andere plaats. En nu ben ik gekomen tot Wemeldinge en zoo vernomen als dat daar met Kruiningenze marktdagen niets komt te Wemeldinge. En nu zouw ik gaarne met mijn moleje met Kruiningenze kermis te Wemeldingen willen draaien als de achtbaar heeren het goedvinden. Ik kan een plaatsje krijgen van den heer Jan Verbrugge buiten de gemeente en van de oude burgemeester. Zoo sprak hij als ik van u alen toestem ming kreeg voor miziek. Mijn heeren, als ik in de gemeente moogt staan heb ik 25 gulden er voor over voor de gemeente. Het is nog al een groot dorp en nog al veel kinderen het is een plezierugen dag voor de kinderen mijn heeren achtbaren heeren Mogt ik soms in de gemeente geen plaats krijgen, weest dan zoo goed en geeft dan vergunning buiten het dorp. Achtbaar hee ren, dan zal ik wel een plaatsje zoeken. Ik doen het ook voor een stukje brood en dat is het eenigste daar ik mijn brood nog meede kan verdienen, daar ik bij mijn ongeluk zoo kortzigtig ben, ik heb maar een oog. Mijn heeren dus gedenkt eens ik zal dan maar op hoop leven van goede afwachting. U zoud mischient wel denken mijn heeren, op Kruinigen zal het beter gaan, maar mijn heeren, daar hebben wij teveel kon- cuurenzie van andere vermakelijkheden. Ik zal aan u verordening goed voldoen. Wij zijn of schrijft ik dit zelf vatzoendelij- ke menschen, dat kan infermaasie dienen mijnheeren. En mogt het soms in dorp geen plaats heb ben, weest dan zoo goed en geeft mij dan als het u belieft buiten dorp een toestem ming. In goede afwachting adres Marinus Beeke liggende of komende met een draaimoleje te Arnemuiden Walcheren, beleefde groe tend Marinus Beeke van St. Maartensdijk. Bron Archief gemeente Wemeldinge, inv.nr. 197, nr. 140. 6

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1999 | | pagina 8