rige leeftijd bij een ongeluk met zijn koets ter hoogte van 'd'höge heule' in de Poel om het leven kwam en ook zijn weduwe Cornelia Wernerina Spijker overleden was (29 december 1844), besloten de erfgena men het slot te slopen en het bos te rooien. Eigenaar van de gronden werd de wethou der van Nisse, G.H. Kakebeeke, die gehuwd was met Louise Francina Verschoor.8) De zoon van Jan Hendrik Verschoor, Nicolaas Johan Frans, was geboren te Goes op 16 maart 1811. In 1835 studeerde hij te Utrecht af als medicinae doctor. Daarna vestigde hij zich als arts te Goes. Hij woonde Grote Markt B 60 (nu Grote Markt 12, aan het begin van de Lombardstraat). Hij overleed te Goes op 1 maart 1893. Hulponderwijzer 'Voor ik mij nog bepaalde om de studie aan te vatten zijn er nog al enkele omstanden voorgevallen, die zoo geheel met de onbe zorgde jeugd in verband stonden. Zoo als eenden en kievits eijeren zoeken in den poel. Slooten met de polsstok springen, baden in de weelen, dat nog bewijzen waren van vroegere inbraken, en meerdere andere gebeurtenissen, te veel om die nog te noe men. En toch kwam de tijd dat ik de kin derschoenen moest verwisselen met andere die in overeenstemming waren met mijn leeftijd. Dat had ook tot gevolg, dat ik moest gaan denken om eene beroepskeuze te doen. Nisse was bedeeld met alle soort ambachtslieden, die mij niet bekoren kon den, om een van die ambachten, zoo min als om aan het voorstel van den onderwij zer te voldoen, die mij tot schoolmeester- werk opleiding, dat evenmin mijn goedkeu ring wegdroeg.' Het valt op dat Jan Adam hier een periode van meerdere jaren in zijn leven maar met een enkel woord aanstipt. Hij heeft het over de onderwijzer die hem tot 'school- meesterwerk' aanzet. Dit bevalt hem niet en hij heeft er duidelijk geen behoefte aan om het na zoveel jaren op papier te zetten. In werkelijkheid is hij namelijk wel dege lijk enkele jaren in het onderwijs werk zaam geweest. Het zal, zoals in die tijd gebruikelijk was, begonnen zijn op de school in Nisse. Meester Adriaan Vlieger (onderwijzer te Nisse van 1818 tot 1856) had voor hand en spandiensten in de klas altijd één of meerdere jongens die als 'kwekeling' fun geerden. Het waren jongens die voldoende serieus en pienter waren om de zware taak van de onderwijzer te helpen verlichten. Het overhoren van de jongere kinderen was een belangrijke taak van de kwekelin gen. Ze werden er niet voor betaald, maar voor hun diensten beloond door een soort van vooropleiding voor het onderwijzers vak. Het merendeel van de kwekelingen werd later dan ook onderwijzer. Zo ook Jan Adam Geill. Wij vinden hem namelijk in de registers van de provinciale onderwijs commissie. Op 9 oktober 1834 doet hij te Middelburg examen voor de derde rang.Hij is dan al in het bezit van de vierde rang.9) Op dat moment is hij ondermeester op één der scholen in Goes. Voor de derde rang wordt hij op dit examen evenwel afgewe zen. Kort daarna vertrekt hij naar Zeeuws- Vlaanderen. Op 3 januari 1835 wordt hij als hulponderwijzer ingeschreven in het bevolkingsregister van Hontenisse. Hij woont daar in bij de schoolonderwijzer Joh. Prinse (onderwijzer te Hontenisse van 1818 tot 1854). Op 14 april 1836 doet hij, dit keer wel met succes, opnieuw examen voor de derde rang: 'Aan Jan Adam Geill, geboren te Zaamslag den 23 April 1815, ondermeester te Hontenisse, bezittende den 4 rang, is uit hoofde van zijne aan den dag gelegde kunde, de derde rang ver leend.'10) Een jaar later houdt hij het voor gezien. Het zal ongetwijfeld na wikken en wegen en met een zucht van verlichting geweest zijn, dat hij zijn loopbaan in het onderwijs beëindigde. Op 1 mei 1837 ver trekt hij naar Nisse, terug naar het ouder lijk huis. 'Ik besloot de voetstappen te drukken, dat mijne ouders goed vonden, zoodat ik geneesheer zou worden. Mijn vader liet niet na, mij de bezwaren op te geven, die niet in staat waren mijn ijzervast plan te laten varen.' 8

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1999 | | pagina 10