Wat twee padvindsters zo op hun pad vinden W.P. den Toom Vrouwe Willems, zo komt ze in ons gezichtsveld. De vrouw van Adriaan Barbier, een soldaat in het regiment van generaal-majoor Thierry. Ze is geboren op de Nieuwe Schans, is 30 jaar oud en woont nu in de Voorstad. Aaltje de Vente, haar vriendin, komt ook even in beeld. Beide vrouwen zitten gevangen in het stadhuis van Goes in het jaar 1751 wegens diefstal. Adriaan Barbier, de soldaat, die samen met Pieter Goedertier op het dievenpad ging. Pieter woont in het manhuis en maakte met Adriaan diverse strooptochten in tuinen en zomerhuizen. Vrouwe Willems wordt er van beschuldigd appels en aardappels te hebben meegeno men uit 's-Heer Arendskerke. Samen met Aaltje heeft zij een schort en keurs ont vreemd. Er blijkt ook nog een ijzeren pot van Adriaan Outvaar te zijn gestolen. Bovendien blijkt de eerste op de hoogte te zijn geweest van de escapades van Adriaan en Pieter. Ze verkocht dan ook wel spullen die daarvan afkomstig waren. (Tot in Middelburg toe). Ze was dus inderdaad veel op pad. De verdediger probeert de beschuldigingen te ontzenuwen en zegt dat de appels op een voetpad, dat liep door een boomgaard, lagen en bovendien halfrot waren. De dief stal in 's-Heer Arendskerke heeft zij abu sievelijk bekend. Uit angst voor Adriaan heeft zij diverse spullen voor hem ver kocht. Daarom verzoekt hij om strafver mindering. Burgemeester en schepenen veroordeelden vrouwe Willems tot geseling, verbanning voor altijd en tot het betalen van de kosten van het proces. Aaltje moest de terechtstel ling bijwonen even als die van Adriaan en Pieter. Ook zij werd voor altijd verbannen en moest de kosten van het proces betalen. We schrijven dan 9 november 1751. Bron: RAZE 1575 folio 98/99/100 Afb.l. Tekening J. Bulthuis 1792) van de Dorpsstraat in 's-Heer Arends kerke gezien naar het noor den. (Coll. Rijks dienst voor de Monumenten zorg). 14

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1999 | | pagina 16