Hier volgt nog een gedichtje van Tante Griet':
In de stille zomeravond
Gaan mijn gedachten naar verleen
en zie ik weer de slanke toren
met het kleine kerkje van voorheen
't Is of ik hoor 't gekras van de uilen
die woonden in den toren nok
Wat kan de wind daar aklik huilen
Hoe vreemd klonk daar de dodenklok
Ik zie weer d'uitgesleten zerken
De kalk die van de muren viel
Aan alles, alles kon men merken
Dat 't kerkje langzaam aan verviel
Ik zie de mannen in de hoeken
met strakke zondagsche gezicht
en hoe ze zochten in de boeken
naar het te zingen psalmgedicht
Ook, zie ik weer het preekgestoelte
met 't groen verschoten gordijn
De stoelen midden in de kerke
Waar mogen die nu allen zijn?
Verlaten, eenzaam stond eens 't kerkje
De dienst werd er niet meer gedaan
En niemand van de dorpelingen
was met dat kerkje begaan
En iedereen keek schuin naar 't kerkje
Voor 't bouwval trok men geen geld meer uit
dat onding met haar lekke goten
en immer verveloze ruit!
Wanneer er iemand werd begraven trok Maarten
aan de versleten klok en dat gaf een akelig, heesch
En op een dag daar kwamen mannen
met ladder, hamer, beitel, haak
Zij namen weg de kerke deuren
en beukten toen het kerk portaal
De leien smeet men naar beneden
De balken vlogen in het rond
Met haken trok men aan de muren
De steenen vielen op den grond
Eén steen heeft men toen nog behouden
en uit het stoffig puin gered
Die steen heeft thans een eereplaatsje
In 't lijkenhuis is hij gezet!
En eeuwen lang klonk in dat kerkje
het Heilig Evangelie woord
Het Godsgericht zal 't openbaren (1)
Wie naar die stemme heeft gehoord
De leeraars echter zullen blinken (2)
Altoos in sierlijk schoon gewaad
Zij zullen als de sterren schitteren
Blijk dan in zijn heilige staat
En als deez aard zal zijn verdwenen (3)
Maar in herschepping weer verrijst (3)
Herrijst de kerk van Sinoutskerke
Als tempel Gods in eeuwigheid.
(1) Openbaringen 20 vers 12
(2) Daniël 12 vers 3
geluid. (3) Openbaringen 21
Afb. 8. Sinoutskerke
in vogelvlucht.
foto J. de Ruiter).
8