waarin onder meer ds. Kersten voorging.
Voor dit doel huurden zij dan de openbare
school. In 1925 gaf dat aanleiding tot lang
durige discussie binnen de gemeenteraad.
De burgemeester voelde er niet veel voor.
Stel je voor, dat er inderdaad een nieuwe
kerkelijke gemeente gesticht zou worden
op Kamperland. Dat zou een nieuwe
schoolvereniging kunnen betekenen met
hoge kosten voor het gemeentebestuur, dat
op grond van de Lager-onderwijswet 1920
de scholen moest betalen. Enkele raadsle
den wilden Lamain wel eens gaan horen.
Het was niet niks, een eenvoudige
Kamperlandse jongeman, die vanuit het
niets tot dominee was geroepen. Anderen
voelden er niets voor.
De schoenmaker moest maar bij zijn leest
blijven en had ook Lamains moeder niet
gezegd, dat zoonlief meer over de Bijbel
heenkeek dan er in las. Het gemeentebe
stuur verleende toestemming, zij het niet
unaniem. De toekomst zou wel uitwijzen of
deze nieuwe geestelijke stroming in
Kamperland levensvatbaar zou zijn of niet.
De jongeman ging studeren. Hij was één
der eerste studenten van de door Kersten
opgerichte Theologische School in
Rotterdam. Al gauw mocht de student in
vacante gemeenten gaan proponeren en
het na enkele jaren studie afgelegde exa
men verliep bevredigend. Zijn eerste
gemeente waar hij als geordend predikant
werkzaam was, was Leiden. In de crisisja
ren en tijdens de Tweede Wereldoorlog
was hij dominee in Rotterdam. Tijdens de
oorlog vertrok hij naar het Overijsselse
Rijssen. Hij verliet in 1947 Nederland en
keerde daar nimmer als predikant terug,
ondanks vele op hem uitgebrachte beroe
pen. Zijn vierde en laatste gemeente was
Grand Rapids, Michigan, in de Verenigde
Staten, waar hij op tachtigjarige leeftijd
overleed. Het grote conflict waarbij de
Gereformeerde Gemeenten in 1953 zich in
twee kerkverbanden splitsten heeft hij
slechts van de zijlijn meegemaakt.
We geven in deze regels zijn loopbaan heel
beknopt weer. Gelukkig heeft ds. Lamain
zeer veel opgeschreven over wat hij als
predikant heeft meegemaakt. Ook zeer
persoonlijke notities over zijn denken en
doen, zijn vreugden, angsten en bestrijdin
gen, maken van deze schriftelijke nalaten
schap deel uit. De schrijvers zijn er mede
aan de hand van dit materiaal, want zij
raadpleegden ook archieven en literatuur,
en uit gesprekken met personen, die
Lamain goed hebben gekend, geslaagd een
boeiend boek samen te stellen. Het inte
graal opnemen van Lamains eigen teksten
verlevendigt de biografie zeer. In zestien
hoofdstukken scheppen de schrijvers een
beeld van een man, die zich geroepen wist
tot het ambt van predikant en die met
volle overtuiging in leer en leven Gods
waarheid trachtte uit te dragen.
Lamains eigen waarnemingen geven een
boeiend licht op de levenswijze van de
bevindelijk gereformeerden en hun voor
gangers, zoals Kersten en Fraanje. Die
gegevens bestrijken zijn gehele predikants
periode van de jaren twintig tot aan zijn
overlijden in 1984. De schets van het leven
in Amerika maakt duidelijk, dat dit gere
formeerde volksdeel met dezelfde proble
men kampte, als hun geloofsnoten in
Nederland. We noemen zaken als; hoe gaat
men om met t.v. in de huiskamer en kerk
verlating.
Jammer is het dat voor de argeloze, niet
bevindelijke lezer, een verklaring van het
bevindelijke jargon ontbreekt. Hier en
daar zou een vertaling in eigentijds
Nederlands niet hebben misstaan.
Voor de liefhebber van de twintigste eeuw-
se kerkgeschiedenis is dit fraai uitgevoerd
boek verplichte kost!
A.J. Barth
32