Kruiningen is ontstaan als wegdorp. De
oudste bebouwing concentreerde zich dan
ook in de buurt van de Markt en
Hoofdstraat. Later breidde het dorp zich
uit in de richting Voorhoute, de
Nijverheidstraat, Slagveldstraat en de
Molenmeet. De Oost Hinkelingepolder
heeft tot 14 december 1676 een eigen
bestuur gehad.
De Eerste Wereldoorlog ging aan
Kruiningen vrij rustig voorbij. Wel werd
men ook hier geconfronteerd met Belgische
vluchtelingen die met tienduizenden via
het veer Walsoorden-Hansweert naar
Nederland vluchtten.
In het begin van de Tweede Wereldoorlog
werd op het Kruiningse grondgebied nau
welijks gevochten. De Kruiningse Polder
was door het Nederlandse leger onder
water gezet als extra hindernis vóór de
Zanddijkstelling. Hansweert werd flink
beschadigd. In 1953 leed Kruiningen aan
zienlijk door de Watersnoodramp. Vrijwel
het gehele grondgebied van Kruiningen
met uitzondering van het westelijk deel
van Hansweert liep onder water. Meer dan
60 inwoners kwamen om het leven. In
Kruiningen stonden vroeger twee kastelen,
het Slot Kruiningen en het kleinere kas
teel Voorhout. Het eerste werd al in 1720-
1721 gesloopt, terwijl de laatste resten van
Voorhout in 1846 werden opgeruimd.
Kruiningen is in hoofdzaak een agrarische
gemeente.
Rilland-Bath
De huidige plaatsen Rilland en Bath zijn
genoemd naar de gelijknamige dorpen die
grotendeels bij de stormvloed van novem
ber 1530 verloren zijn gegaan. De huidige
ligging verschilt enkele kilometers met de
oude.
In de 17e en 18e eeuw werd een begin
gemaakt met het terugwinnen van het
verloren gegane land aan de oostzijde van
Zuid-Beveland. In 1656 werd oostelijk van
Krabbendijke de Oostpolder ingedijkt. De
Maire- en Valckenissepolder volgden
spoedig. In 1773 werd de
Reigersbergschepolder ingedijkt. De bedij
king verliep niet vlekkeloos, op 25 mei
1773 brak er zelfs een staking uit. Na
deze bedijking stichtte men er het dorp
Rilland. In 1782 stonden er 10 arbeiders
woningen, een smederij, een wagenmake
rij, een herberg en een school.
Bath is op een geheel andere wijze ont
staan. Fort Bath is gelegen op de zuid
oosthoek van het eiland Zuid-Beveland.
Op 18 oktober 1785 kreeg generaal
Dumoulin van de Raad van State
opdracht om een geschikte plaats voor
een fort te zoeken. Hij deed het voorstel
om een nieuw fort aan de Bathse Kaaij te
bouwen. In 1787 volgde de aanbesteding
van de militaire gebouwen. Het fort was
groot genoeg om 300 soldaten en perso
neel te huisvesten. Inwoners van Lillo en
Liefkenshoek konden op voordelige voor
waarden een huis bouwen binnen het fort;
zij hoefden de eerste 14 jaar geen belas
ting te betalen. In 1876 werd het fort
opgeheven.
Rilland en Bath zijn op 1 januari 1878 één
gemeente geworden. Tot de gemeente
behoorden de buurtschappen De Drie
Haasjes, Duivenhoek, Lagendijk, Maire,
Stationsbuurt, Tweede Weg en
Völckerdorp.
Völckerdorp werd ingedijkt door de heer
Völcker van Soelen. Na het indijken bouw
de hij 18 huizen, vandaar de naam
'Achttienhuizen'. Ook kwam er een kerk en
richtte hij een school op. Dit was een neu
trale school. In 1936 is dit schooltje opge
heven.
Ook de Bathpolders maken deel uit van
Rilland-Bath. De oorsprong van de
Bathpolders ligt in het feit dat Dirk
Dronkers de provincie Zeeland uit zijn iso
lement wilde helpen door een vaste verbin
ding tussen Zuid-Beveland en de
Brabantse wal te maken. Rond 1855 wer
den de polders ingedijkt. In 1906 werd de
polder door een overstroming getroffen. Er
waren geen slachtoffers maar wel waren
50 gezinnen dakloos. De gezinnen vonden
een woning aan de Tweede Weg.
In de Eerste Wereldoorlog lag Rilland-
Bath op een strategisch belangrijke
plaats: de toegangsweg naar Zeeland en
België. Dit leidde tot het legeren van mili
tairen in Rilland. Ook gaf Rilland huisves-
48