Werkdagen als boven beschreven waren er alleen maar als er voldoende werk was, wat zeker in de vooroor logse jaren lang niet altijd het geval was. Dan moest men noodgedwongen elders de kost bijeen zien te schar relen. In strenge winters als de haven dichtgevroren lag, kon men de kaaiwerkers vaak terugvinden op de ijsbaan, waar ze als baanveger wat bijverdienden. Vooral de crisis van de jaren dertig maakte velen brode- A>' Grote loos. Het duurde soms dagen dat er een schip verscheen (gelukkig had de gasfabriek regelmatig kolen nodig) en de overige dagen kon men gaan stempelen op het stadhuis. Van de uitkering kon je nauwelijks rondkomen. Vrijdagsmiddags ging het stadhuispoortje open in de Korte Kerkstraat. Dan kreeg je twee blikjes vlees en vier pakjes margarine. Aanvankelijk was Piet Geluk na het afslui ten van de oude haven voorman van de kaaiwerkers.Hij voerde de onderhandelin gen bij het aannemen van een vracht, maar nam ook deel aan het eigenlijke werk. Daarnaast dreef hij een winkeltje in krui denierswaren achter de gasfabriek. Ook exploiteerde hij de weegbrug aan de haven. Zaterdagsmiddags om vier uur als de week teneinde was, toog Geluk naar het kantoor van Pilaar, dat toen gevestigd was op de hoek Zustersstraat/Wijngaardstraat om af te rekenen. In café De Blauwe Steen zaten de mannen al te wachten op hun deel. In afwachting daarvan was vaak al duchtig ingenomen. In de oorlogsjaren gaf hij het kaaiwerkersbestaan eraan. Na hem werd Piet Repkes naar voren geschoven als de eerste onder zijns gelijken. Hij nam het werk aan en betaalde de mannen op zater dagmiddag bij hem thuis uit. Op een dag toen de mannen na een karwei op het punt stonden naar huis te gaan voor het middagmaal, werden ze door een Duitse officier van Piket gedwongen mee te gaan naar een andere kade om een schip Kade in Goes 1900 (collectie Ireen Schmid). kolen te lossen voor de Wehrmacht. 'We gaan eerst eten,' zei Piet, die als woord voerder optrad, maar de officier som meerde hem te blijven en het bevel op te volgen. 'Als we gegeten hebben,' hield Piet vol. Dreigementen brachten hem niet van zijn stuk. Hij werd meegenomen, voor de Ortscommandant gebracht en verbleef daar negen uur lang, maar hij gaf niet toe. In de tussentijd was het schip door zijn maats gelost en kon hij terugkeren naar zijn ongeruste gezin. Vanaf die tijd werd hij unaniem beschouwd als voorman. De oorlogstijd was ook schraal. Na 1942 lag het werk bij de firma Pilaar, voor wie veel gewerkt werd, praktisch stil en ook bij anderen was maar mondjesmaat werk. Pas tijdens de naoorlogse wederopbouw was er weer volop werk, soms zelfs zoveel dat mensen die niet tot de ploeg behoorden, werden aangetrokken. Vanuit de omlig gende dorpen en zelfs Middelburg werden nieuwe krachten aangeworven, vooral in piekperioden. De bouw was voor de kaaiploeg de beste werkverschaffer. De eerste jaren na de oor log kon nog maar beperkt worden gebouwd, omdat aan alles gebrek was, maar naar mate de tijd verstreek werd de drukte op de loskaden steeds groter. Een voortdu rende stroom van schepen met zand, grind, cement en stenen hield tientallen sjouwers aan het werk. Om je te kunnen handhaven in de kaai- 9

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2000 | | pagina 11