Voor het lossen van de stenen werd geen
gebruik gemaakt van de trappen, maar van
de ton. In het ruim werd een leeg oliedrum
geplaatst waarop een man ging staan. Hij
moest de stenen aannemen, die de twee
rapers (stenenmuizers) hem aanreikten en
doorgeven aan een collega op het gang
boord die er zijn kruiwagen mee vulde om
die op het terrein weer te lossen, terwijl
intussen een volgende zijn vracht in ont
vangst nam.
Bij het rechtstreeks laden van stenen op
een wagen, nam een man op het gangboord
de stenen van de tonnetjesman aan om ze
door te geven aan een ander ploeglid bij
gestaan door de voerman of chauffeur die
ze op de wagen tastten. De rapers klamp
ten zes of zeven stenen tussen hun handen;
een grotere 'worp' kon bij het overreiken
gemakkelijk breken.
Stenen lossen bracht in de jaren dertig vijf
enzeventig cent per duizend op. Een
scheepswacht bevatte zo'n zestigduizend
stenen. Met zeven man kon dat karwei in
een (lange) dag geklaard worden.
Het wegbrengen van cementzakken werd
per baal uitbetaald. Dit spoorde aan tot
hard werken. Soms trapten ze elkaar op de
hielen. Ofschoon cementbalen 'maar' vijftig
kilo wogen, werden ze per stuk gedragen.
Op elkaar gelegd gingen ze schuiven.
Graan en mais moesten in zakken worden
geschept en op tassen worden gezet. Als de
krop met een touwtje was vastgebonden
Afb. 3. Links Kleine Kade, rechts Grote Kade
(collectie Museum Goes).
kon deze met de laadboom omhooggehesen
worden, nadat ze in de zelfklemmende tang
waren gezet. Een man aan de lier, meestal
de schipper, en een man in het ruim waren
voor dit werk voldoende. Op de luiken
namen twee man de zakken in ontvangst
en droegen ze naar de loods of de wagen.
In plaats van in manden werd zand in de
loop van de tijd gelost met behulp van bak
ken. Deze waren door middel van een kabel
aan de laadboom bevestigd en konden soms
wel tweehonderd liter bevatten.
'De bakker' moest de bak krachtig in het
zand drukken zodat deze bij het ophijsen
gevuld werd. Een zwaar werk, want die
ijzeren bakken wogen flink. Bovendien
werd het zand naarmate men dieper kwam
steeds natter. Als gevolg hiervan was de
'bakker' op de duur doornat. Ook grind
werd op deze manier gelost. Dit weinig
geliefde werk ging buiten de kaaiploeg om.
De 'bakker' werd door de schipper betaald.
Het leegmaken van een schip nam onge
veer vier uur in beslag.
Soms werd er ook gewerkt in de kleine
landbouwhavens van Noord-Beveland. Aan
vankelijk hadden die ook hun eigen kaai-
ploegjes gehad maar de achteruitgaande
economie van de jaren dertig had ze werk
loos gemaakt en opgelost. Vooral stenen en
cement moesten af en toe gelost worden.
Ook aan het spoor werd overgeslagen:
wagons met steenkool en sloffen voor
kolenboeren uit Goes, gresbuizen voor
Pilaar. In de slappe tijd wer
den er ook wel funderingen
gegraven voor de bouw bij
aannemers in Goes.
Behalve metselstenen voor
Pilaar en Van Dijk kwamen
er regelmatig schepen met
straatklinkers, die door aan
nemers van bestratingen
waren gecharterd. Deze wer
den op de wal aan de West-
havendijk achter de gasfa
briek gelost. In verband met
de kosten van deze schepen
moest het lossen meestal in
een dag gebeuren. Vooral in
in de jaren 20 de late jaren veertig en
daarna kon het zeer druk
11