Jan Adam Geill (1815-1909), heel- en vroedmeester op
Zuid-Beveland (deel ui)
G.J. Lepoeter
Het jaar 1858 is voor Jan Adam Geill één
van de meest turbulente in zijn lange
leven. Gedurende dit jaar heeft hij zijn
ambitieuze plannen om het leven van de
weduwen en wezen in zijn woonplaats
Krabbendijke op korte termijn wat draag
lijker te maken, noodgedwongen moeten
opgeven. Hij heeft, koppig als hij was,
maar bovenal vasthoudend aan zijn eigen
principes en aan de waarden en normen
die hij voor zichzelf niet kon en wilde prijs
geven, zowel zijn raadslidmaatschap als
zijn voorzitterschap van het Groot Armbe
stuur er aan gegeven. Op zich hechtte hij
geen enkele waarde aan het pluche van de
bestuurszetels. Achteraf kunnen wij stellen
dat hij zijn tijd te ver vooruit was om te
kunnen slagen in zijn opzet. Zelf zal hij het
meer gevoeld hebben als 'een ervaring rij
ker en een illusie armer'. Met de bittere
nasmaak van dien. Het zou evenwel niet
bij deze tegenslag blijven.
Zwarte donderdag
'Ik had te Krabbendijke een mooije praktijk
en die tot Rilland Bath en de polderboeren
zich uitstrekte, die niet de minsten in mijne
praktijk waren en dat allen voorname
betaalders waren. De bewoners van Krab
bendijke waren eigenaardige menschen
waar men verpligt was zich op een afstand
te houden, omdat bij velen de opregte
vriendschap onbekend was en men niet
spoedig daar echte dorpenaar was Daar
het zeer begrijpelijk was, nu ik mij te Krab
bendijke had gevestigd, en zoo in de korte
nabijheid van Waarde was, dat ik nog
altijd door velen gezocht werd, die gewoon
waren door mij behandeld te worden. Zoo
was het dat ik op een morgen wederom op
weg was naar Waarde te rijden, toen ik een
man tegemoet reed, die mij verzocht eens bij
van den Bosch, die op hofstede Anna
genaamd, woonde, aan te gaan.'
De dag waarop deze geschiedenis zich
afspeelt is donderdag 21 oktober 1858. Een
dag die voor Jan Adam Geill begint als alle
andere. Zich er niet van bewust wat hij deze
dag zal meemaken, bestijgt hij zijn tilbury
en zet koers richting Waarde. Een gewoon
tochtje dat hij in de tien jaar die hij nu in
Krabbendijke gevestigd is, al ontelbare
malen gemaakt heeft. Veel van de inwoners
van Waarde zijn namelijk gewoon om nog
altijd door hem behandeld te worden.
Onderweg wordt hij staande gehouden door
een man die hem verzoekt om naar de
woning van Egidus van den Bosch te gaan.
Van den Bosch is van geboorte een Belg.
Hij is afkomstig uit Turnhout waar hij op 3
april 1824 geboren is. Hij woont nu op de
hofstede Anna Put.1» Op 1 maart 1854 heeft
hij zich, komende vanaf Tholen, in Waarde
gevestigd.
De man die Jan Adam onderweg aan
spreekt is waarschijnlijk op pad gestuurd
om een verloskundige te waarschuwen. Het
zou kunnen zijn dat Jan Adam Geill de
gewoonte had om op donderdag op een
vaste tijd naar Waarde te vertrekken en
dat de bewuste boodschapper hem daarom
tegemoet kwam. Dit blijft evenwel gissen.
Hij hoort de boodschap aan, slaat op de
Havenlozendijk linksaf en rijdt de Plasse-
weg in. Hier meldt hij zich op de hofstede
Anna Put.
'Ik voldeed aan dat verzoek en kwam in de
woonkamer waar de vrouw luidkeels het
uitschreeuwde van de pijn, en er onmiddel
lijk een dood kind geboren werd en dat
gevolgd werd door een tweede, de vrouw
werd soporeus en gaf de laatste snik.2' Ik
stond daar als door den donder getroffen,
waarbij de man het uitbrulde van smart, en
ik moest ook dat toneel bedroefd aanschou
wen. Dat drama was in een minimum des
tijds volbragt en ik stond daar wezenloos,
op de drie lijken te staren!
Ik, anders een moedig verloskundige die
naam had, omdat het bekend was, dat ik
met de grootste bedaardheid was bedeeld de
moeilijkste verloskundige gevallen kon ont-
13