Een belastend sleutelgat in het Manhuis W.P. den Toom Honderd jaar geleden ging het vaak niet veel anders dan tegenwoordig: een klein incident, een paar nieuwsgierige, fantase rende, kletsgrage vrouwen - en zie: de rod del is geboren! Johannes Polderdijk, het vierde kind van Comelis Polderdijk en Cornelia Leyse (Leijssen), werd geboren op 23 juli in het jaar 1813. We weten dat hij gehuwd was met Geertruida Johanna Lankester en dat zij drie kinderen hadden. Tot zover is er niets bijzonders aan de hand. Maar in het jaar 1883 wordt zijn naam weer genoemd en wel in de notulen van de diakenen van de Hervormde Gemeente in Goes. Hij is een van de velen die geldelijke ondersteuning krijgt. Op 28 augustus wordt vermeld dat hij niet zal worden afgeroepen om zijn "bij stand" in ontvangst te nemen. Hij moet voor het college van diakenen verschijnen om het een en ander uit te leggen. Wat is er aan de hand? Het gerucht gaat dat Johannes zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht. Hij ontkent alles. De broeders zullen een gede gen onderzoek doen en als mocht blijken dat de beschuldigingen juist waren dan zal zijn "uitkering" gestaakt worden. Twee commis sieleden van het Manhuis zullen inlichtin gen gaan inwinnen. In de vergadering van 4 september komt het onderwerp weer ter sprake en er wordt ver slag uitgebracht. Het gerucht blijkt op waar heid te berusten. Twee vrouwen, ook bewo ners van het Manhuis, kunnen het gerucht bevestigen en ze zijn bereid, als de diakenen dat verlangen, daarvan getuigenis af te leg gen in tegenwoordigheid van Polderdijk. Ze hadden vroeger wel vage vermoedens maar waren tot nu toe niet zeker van hun zaak. Maar nu...? Een van de vrouwen had gezien dat degene die met Johannes ontucht zou hebben gepleegd, blootsvoets diens kamer was bin nen gegaan en dat daarna de deur op slot werd gedraaid. Deze vrouw vertelde het aan haar buurvrouw. Daarna hadden zij samen, zoals ze zeiden, door het sleutelgat gegluurd en zulke schandalige zaken gezien, dat een van hen naar de conciërge was gesneld om hem daarvan in kennis te stellen. Deze bleek echter niet aanwezig te zijn. Bij de volgende "uitkering" wordt Polderdijk weer niet afgeroepen. Hij moet weer voor het college verschijnen dat hem op zijn ongeoor loofd gedrag wijst. Johannes ontkent wederom alles. Op de vraag van de voorzit ter of hij blijft ontkennen als de vrouwen, die beweren ooggetuigen te zijn geweest, dit in zijn aanwezigheid komen vertellen, zegt hij: Ja! Hij voert verder aan dat zijn ouderdom en zijn gebroken lichaam het onbegrijpelijk maken, dat aan dat verhaal enig geloof wordt gehecht. Verder vertelt hij nog dat hij net hiervoor in de vergadering van het Bur gerlijk Armbestuur is geweest waar hij aan de voorzitter heeft verteld waarvan hij werd beschuldigd. Deze zou een onderzoek instel len. Hij ontvangt alsnog zijn "bijstand" en de voorzitter zal contact opnemen met de voor zitter van het Burgerlijk Armbestuur. In de vergadering van 11 september deelt de voorzitter mee, dat hij contact heeft gehad met de voorzitter van het Burgerlijk Armbe stuur. Deze laatste vindt het een zeer moei lijke zaak en durfde niet af te gaan op de bewering van de twee vrouwen. Hij heeft er echter voor gezorgd, dat de vrouw waarmee Polderdijk contact zou hebben, niet meer in het Manhuis zal worden toegelaten. Hij raadt de diakenen aan Johannes te blijven bedelen en zal het onderzoek voortzetten. Mocht uit het onderzoek enige vorm van ontucht blijken, dan zal hij de diakenen hiervan op de hoogte brengen. In de notulen blijkt over deze zaak niets meer te worden vermeld. Polderdijk wordt nog éénmaal genoemd en wel op 13 november. Hij blijkt een jongetje mishandeld te hebben. De voor zitter zegt dan dat hij, ook al vanwege zijn leeftijd, zich van dergelijke zaken moet ont houden. Bron: Goese inventarissen nr. 17 Archieven van de hervormde gemeente van Goes nr. 146 en 59 26

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2000 | | pagina 28