In memoriam Jan Bruijns STILTE DAALDE OVER HET LAND, de zak van Zuid-Beveland, toen de kist de kerk uit werd gedragen. Een Enorme Stilte. De klokken in de toren, die zich luid en helder lieten horen, luidden hem in, en zie: De Grootse Stilte schreed. Ademloos werd hij begroet door de bloesems in de bomen en hun dromen in het gras, dat zo ongelooflijk groen was, zo pril nog en zo stil, zo onwezenlijk stil, dat het bevroren leek in tijd; bewegingloze eeuwigheid. Paarden staarden naar de donkere stoet en naar de grijze hond, die eeuwige trouw, zijn plaats wist: vooraan, tussen kist en vrouw. Stilte. Stilte. Doodse Stilte. Langzaam liep hij over het pad, dat, natuurlijk, weet had van de plek waar het naar leidde: De Tuin, Zijn Hof, de Hof der Stilte, waar de ziel zijn geest hervindt in bomen, heggen, grassen, grint, in wolken, luchten, zon en wind en waar vogels zich bevrijden uit het ei en zweven vliegen, grenzeloos vrij de horizon de horizon de horizon voorbij 28

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2000 | | pagina 30