me herinner van 1774 (foto 3).
Over het algemeen hebben kisten met
bovenbeschreven inlegpatroon ook een
geheim vak; ingenieus maar eenvoudig. Het
bestaat uit een los bovendeel van de boven
ste regel van een van de zijkanten. Van
opzij, buiten aan de kist, is dit niet waar
neembaar, omdat de onderzijde van het dek
seltje samenvalt met een profiellijn. Latere
modellen missen dit aantrekkelijke extra.
Hoe lang de Zuid-Bevelandse kist in deze
vorm is vervaardigd is moeilijk uit te
maken. Het moet niet ondenkbaar worden
geacht dat ze tot in de negentiende eeuw
zijn gemaakt. Die van latere datum zijn o.a.
herkenbaar aan hun hoekiger, niet langer
afgerond deksel en in het algemeen aan een
harder voorkomen. Dit soort jongere kisten
zijn vaak ook herkenbaar aan het eiken
hout, dat de fijne structuur en de warme
glans van zijn oudere voorgangers mist.
Technisch gezien leverde het maken van
een dergelijk meubel voor een vakman
geen enkel probleem op. Die vakman was
waarschijnlijk eerder een (dorps) timmer
man dan een meubelmaker. De ongecom
pliceerde bouw, de vaak wat mindere kwa
liteit eiken en de simpele afwerking duiden
daar op. Elke timmerman in de achttiende
eeuw was vaardig genoeg om een kist als
deze te maken. De opleiding, ook van
dorpstimmerlieden, meestal in de praktijk,
was gedegen en ruimschoots voldoende om
hen dit karwei probleemloos te doen kla
ren. Een timmerman was een allround
vakman, die behalve de ruwbouw in huizen
ook betimmeringen uitvoerde, waarin bed
steden en ingebouwde kasten voorkwamen.
Die zijn praktisch altijd van zacht hout
(vuren- of grenenhout) en werden later
beschilderd. De kleerkist betekende een
werkje dat in de ledige uren opgeknapt
moest worden.
Naast de beschreven kist, die het meest
voorkomt, bestaan er nog twee varianten
van later datum. De eerste, die u ook in dit
artikel vindt afgebeeld, met ingelegde rui
ten in het front, is een vorm die meestal
stamt uit de tweede helft van de achttiende
eeuw. Hij draagt zelden een jaartal. Ze
komen me voor wat zeldzamer te zijn dan
de eerst beschrevene. Waarschijnlijk is
deze modernere variant al vervaardigd
toen er naar het klassieke model nog
steeds vraag was.
De laatste vorm (niet afgebeeld) is typisch
negentiende-eeuws. Stijlen noch regels zijn
geprofileerd en de panelen zijn aan de zij
kanten niet afgeschuind. Dat laatste geldt
ook voor de "ruitenkist". Het inlegwerk is
zeer sober en beperkt zich tot een klein
rechthoekig vlakje midden op de panelen
en enige strookjes van noten of palissan-
derfïneer op stijlen en regels. Alles bijeen
een wat saai meubel, waarvan er niettemin
ettelijke moeten zijn gemaakt. Vergeleken
bij het vroegere model brengen ze de afta
keling van het oude ambacht en de minder
prominente positie van de kist als meubel,
aardig in beeld.
De grote vraag naar "hanteerbaar" antiek
in de antiekhausse van de zeventigerjaren
heeft er toe geleid dat van veel van deze
kisten het deksel is plat gemaakt. Som
mige van de eerder beschreven soorten is
dit helaas ook overkomen.
Toen kisten langzamerhand hun positie in
de woonvertrekken begonnen te verliezen,
werden ze hoe langer hoe meer reiskisten,
die boerenknechts vergezelden op hun
vaak snelle wisselingen van baan. Ze wer
den gebruikt voor het opbergen van kleren
en persoonlijke eigendommen. Elke knecht,
die bij een boer voor een (half) jaar of lan
ger zijn intrek nam had zo'n kist.
De meest eenvoudige, van opgeklampte
planken vervaardigd, stammen uit de tijd
van de vorige eeuwwisseling. Dat men zich
echter onbewust rekenschap bleef geven
van zijn eertijds hogere positie blijkt uit
zijn verschijningsvorm: hij werd geschil
derd (gehout), zodat zijn laatste povere
staat verhuld werd in imitatiemahonie,
modehout uit de negentiende eeuw, of in
sommige gevallen in eiken, vaak afgebiesd
en voorzien van initialen. Bovendien her
won hij zijn oude status van meubel in de
letterlijke betekenis van het woord: in de
regel zijn voor- en achterzijde identiek,
zodat hij in de ruimte kan staan, zoals de
oude, voorgotische meubels. Kleerkisten
van oudere datum waren van eikenhout en
de oudste (de mooiste) de door vererving
verkregen ingelegde eiken exemplaren.
17