1859), arts te Krabbendijke en Apeldoorn,
Willem Marie (geboren 1861), officier van
gezondheid in Nederlands-Indië en Adolf
(geboren 1867). De jongste, Adolf, volgt na
zijn opleiding aan de HBS te Goes, de art
senstudie aan de Rijksuniversiteit te
Utrecht. Geen wonder dat Jan Adam grote
verschillen constateert tussen het niveau
van de heelmeestersopleiding die hij zelf
destijds in de praktijk van Jan Persant
Snoep volgde, en de wijze waarop nu de
academische opleidingen plaatsvinden.
Voldoende redenen inderdaad om uit te
zien naar het moment waarop de stetho
scoop aan de wilgen gehangen kan worden.
Het zal daarbij een grote voldoening
geweest zijn dat hij zijn praktijk aan zijn
eigen zoon kon overgeven.
Op 28 maart 1895 vestigt Adolf Geill zich
als geneesheer in Nisse. Voorlopig blijft hij
vrijgezel en bewoont samen met zijn vader,
die 23 april tachtig jaar wordt, het dokters
huis.
De boer in Jan Adam Geill
Een totaal ander aspect in het leven van
Jan Adam Geill is zijn activiteit als agra
riër. De grote crisis in de landbouw, begon
nen met de neergang van de meekrapteelt
omstreeks 1870, verhevigde vanaf 1880.
Grote graanimporten uit Amerika en Rus
land maakten concurrentie onmogelijk. De
opkomst van de kunstmest begon de stal
mest te verdringen en tastte zelfs het
bestaansrecht van een deel van de veesta
pel aan. Vele kleinere boerenbedrijven had
den geen enkele overlevingskans. Arbei
ders en kleine boeren trokken dan ook
massaal als landverhuizer naar Noord-
Amerika, in de hoop daar een nieuw
bestaan te kunnen opbouwen. Het gevolg
was dat boerderijtjes, bouw- en weiland en
boomgaarden voor nauwelijks meer dan
'een appel en een ei' te koop waren. Het zou
tot omstreeks de eeuwwisseling duren
voordat de verhoudingen weer enigszins
genormaliseerd waren.
Jan Adam liefhebberde er wat in. Hij kocht
links en rechts wat percelen grond, zelfs
een boerderijtje. Voor de aankoop zal hij
niet diep in de buidel hebben getast. In
financieel opzicht heeft het hem ook niets
opgeleverd. Integendeel, 'veel heeft mij
groote schade aangebragt', schrijft hij zelf.
'Mijn rusteloos, bewegelijke leven heeft mij
ook grof doen handelen in konijn fokkerij,
waarvan de geheel knappen wisten te ver
kondigen, dat 50 moederkonijnen een winst
van 1000 konden opleveren. Ik liet daar
voor een gebouw optrekken, dat in vakken
verdeeld, eenmaal door mij met 500jongen
was bezet. Het was een eigenaardig gezigt
die vele jonge diertjes te zien dartelen, maar
dat mij niets als schade heeft opgeleverd. Ik
heb ook in meekrap gehandeld, ook in vlas.
Ik heb ook een kleine boerderij opgerigt,
behield twee koeien, waarvan ik de melk
wilde verkoopen, maar die meer in huis
stond en als chocolademelk is gebruikt. Ook
heb ik mijn akkers bewerkt en om de vruch
ten die daarop groeiden in de schuur te
brengen, waarin ze gedorst werden en ik
zoo leven in de brouwerij wilde brengen. Ik
heb veel ondernomen en onderzocht om rijk
te worden, maar veel heeft mij groote
schade aangebragt. Koeien verkocht ik,
konijnen en stal liet ik afbreken en stilzwij
gend volgde ik het spreekwoord op: schoen
maker blijft bij uw leest! De boomgaarden
die door mij zijn aangelegd, waarin de
boomen mooi groeien en mij hoop gaven en
de gevolgen mij rente zouden opbrengen.'
Over 1896 heeft hij inkomsten van ver
kocht fruit van plm. 10 gemeten boom
gaard, 2 gemeten zwarte bessen en 2 geme
ten bruine bonen. Verder verkoopt hij in
dat jaar een boerderijtje voor 2.000,— en
heeft hij olmenbomen en canadapopulieren
in bezit. Voor de hoofdelijke omslag van de
gemeente Nisse wordt hij aangeslagen
naar een inkomen van 1.800,— tot
ƒ2.000,-.1»
Het dorpsplein van Nisse
Al is Jan Adam Geill oud geworden, dat
betekent niet dat zijn leefomgeving hem
onverschillig laat. Vanuit de dokterswo
ning over het plein kijkend, heeft hij dage
lijks het zicht op de dorpspomp. Het is een
achttiende eeuwse pomp in Lodewijk XVI
stijl, geplaatst ter vervanging van een
ouder exemplaar. Een hardstenen kolos
met bovenop een met koper beklede vaas.
De pomp fungeerde in feite als verlengstuk
7