meter boven het maaiveld; het dijklichaam
werd weggespoeld en het water stortte zich
met kracht in de polder. Het geweld van
het water was dan zo groot dat niet alleen
de dijk verdween, maar tevens een flink
kolkgat werd uitgeschuurd. In enkele uren
kon zo'n gat verscheidene meters diep wor
den.
Fl Guur? 1
derzijde. In zo'n geval bleef er geen weel
over. Er was dan natuurlijk wel een kolk
gat aanwezig, maar dat lag aan de zeezijde,
waar nog eb en vloed heersten. Het gat
raakte dan in korte tijd volgeslibd, en al
spoedig wees alleen een bocht in de dijk
erop, dat er ooit een doorbraak was
geweest. Dit geval doet zich voor aan de
Nieuwe Hoondertsedijk bij 's-Gravenpolder
en aan de Oude Kamersedijk bij Heinkens-
zand.
Lang duurde de noodtoestand meestal niet.
Zodra het water ging zakken liep de polder
vanzelf weer leeg. De bodem lag immers
boven gemiddeld hoogwater. Na de storm
kon dus meteen met het herstel van de dijk
worden begonnen. Op de plek waar de oude
dijk had gelegen was nu echter een kolk
ontstaan, en daarom werd de nieuwe dijk
met een boog om het gat heen gelegd, liefst
aan de buitenkant over het schor, zodat er
geen poldergrond verloren ging. Zo ont
stond het bekende beeld van een weel: een
rond kolkgat waar de dijk in een halve cir
kel omheen loopt. Het gat bleef liggen en
zou geleidelijk gaan verlanden. Dit gaat
echter zo langzaam dat de meeste welen nu
nog altijd open water bevatten.
Soms bleek het onmogelijk om bij een dijk
doorbraak de nieuwe dijk buitenom te leg
gen, omdat daar een diepe geul aanwezig
was. Men ging dan binnendoor, aan de pol-
Buitenbeentjes
Er is geen regel of er bestaan uitzonderin
gen op. In de polder 't Vlaandertje ten Zui
den van Heinkenszand liggen twee weel-
tjes vlak bij elkaar: één aan de zuidkant
van de Boomdijk, de andere aan de noord
kant van de Vlaandertsedijk. De eerstge
noemde ligt eigenlijk aan de verkeerde
kant van de dijk: de Oudelandse Polder (de
naam zegt het al) is ouder dan het Vlaan
dertje, dus de weel ligt aan de zeezijde.
Toch is hier nog open water aanwezig; de
weel is niet dichtgeslibd, en dat is in strijd
met de hierboven gegeven regel.
Wat is hier gebeurd? Waarschijnlijk is de
doorbraak in de Vlaandertsedijk het eerst
ontstaan. Omdat het Vlaandertje maar een
klein poldertje is, liep het na de dijkdoor
braak meteen vol, en onmiddellijk daarna
brak ook de Boomdijk door, zodat het water
via het Vlaandertje de Oudelandse Polder
binnenstroomde. Men heeft toen eerst de
zeedijk, de Vlaandertsedijk dus, gedicht, en
daarna pas het gat in de Boomdijk. Daarbij
ging men binnendoor in de Oudelandse
Polder, waaschijnlijk omdat er een geultje
was gevormd tussen de twee welen. De
weel aan de Boomdijk ligt dus wel aan de
zeezijde, maar heeft geen invloed meer
ondergaan van het getij. Deze doorbraken
moeten hebben plaats gehad omstreeks
1430; het Vlaandertje en de Zuiderlandse
Polder zijn kort na elkaar ingedijkt en
bestonden allebei al vóór 1448.
Er is ook een geval bekend dat de dijkdoor
braak eerst binnendoor is hersteld, maar
kort daarna het buitengedijkte en weer vol-
geslibde kolkgat als apart poldertje weer is
bedijkt. Dat is het bijna onvindbare Fier-
nispoldertje aan de Zwaaksedijk bij Kwa-
ONTST4AHJ VAN EEN WEEL
20