dendamme. Hier is dus de oorspronkelijke
dijk weer rechtgetrokken, maar de halfcir
kelvormige sluitingsdijk is nog als een
hoogte in het land zichtbaar, en het polder-
tje heeft een aparte naam gekregen, al is
het maar zeven gemeten groot.
En dan zijn er ook nog een paar welen zon
der dijk. Dat kan natuurlijk niet, want een
weel ontstaat bij een dijkdoorbraak. In
deze gevallen is de dijk later afgegraven,
maar de weel blijven liggen. Het zijn de
Rotweel in de Calagnepolder bij Ovezande
en het Witte Weeltje in het Galgepoldertje
bij Eversdijk. Beide welen liggen midden
tussen de boomgaarden en zijn vanaf de
weg vrijwel niet te zien.
Weel of kreek?
In al deze gevallen is er sprake van welen
van de typische ronde vorm. De benaming
'weel' wordt echter ook gebruikt voor
enkele kilometerslange kreken: de
Zwaakse Weel, de 's-Gravenpolderse Weel,
de Westeindse Weel en de Weel in de Hee
renpolder. Deze namen zijn dan ook in feite
onjuist; het zijn geen welen maar kreken.
De Zwaakse Weel en de 's-Gravenpolderse
Weel maken deel uit van de Zwake, die een
overblijfsel is van het vroegere getijdewa
ter tussen Zuid-Beveland en het oude
eiland Borsele. De Zwake werd in 1445 bij
's-Gravenpolder afgedamd: dit is de huidige
Lenshoekdijk. Omdat door deze afdamming
de stroom wegviel, slibden de beide dode
zeearmen in snel tempo dicht. Zo kon al in
1456 de Oosterzwakepolder worden
bedijkt. De Lenshoekdijk, die nu als Weste
lijke zeedijk van de Oosterzwakepolder
fungeerde, is echter nog een keer doorge
broken ter plaatse van de oude Zwakegeul,
en moest met een boog buitenom het gat
hersteld worden. Deze bocht in de dijk is
nog goed te zien. Er ontstond dus een weel
in de kreek; dit is de eigenlijke 's-Graven
polderse Weel, maar de naam is later op
het hele Oostelijke gedeelte van de Zwake
geul overgegaan.
Bij de Zwaakse Weel gebeurde precies het
zelfde. In 1474 werd de Middelzwakepolder
ingedijkt. De Westelijke dijk (nu Zwaakse-
dijk) brak echter ook nog een keer door
zodat hier een groot kolkgat ontstond: de
eigenlijke Zwaakse Weel. Uiteindelijk werd
echter het hele gedeelte van de Zwake tus
sen de Zwaaksedijk en de Lenshoekdijk
(ten onrechte) de naam Zwaakse Weel
gekregen.
De Westeindse Weel is ontstaan als gevolg
van de Sint-Felixvloed van 5 november
1530. Toen werd het hele Westelijke
gedeelte van het eiland Borsele geïnun
deerd. Enkele dagen later brak ook de dijk
van de Sint-Anthoniepolder door, waardoor
de Westeindse Weel ontstond. In de Sint-
Anthoniepolder lag echter nog een brede en
diepe kreek, een restant van de geul tussen
de eilanden Borsele en Hollestelle. De door
braak maakte al snel contact met deze
kreek, zodat de weel een langwerpige vorm
kreeg. Ook hier is dus sprake van een weel
in een kreek. De Westeindse Dijk kon snel
hersteld worden, maar West-Borsele bleef
nog tot 1616 drijvende.
De Weel in de Heerenpolder bij Wol-
phaartsdijk heeft helemaal niets met dijk
doorbraken te maken. Het is een gewone
kreek, een nevengeul van de Schenge, die
bij de bedijking van de Heerenpolder in
1664 binnendijks kwam te liggen. Waarom
hier de naam 'weel' wordt gebruikt is niet
duidelijk.
Hoe oud zijn de welen?
Omdat dijkdoorbraken in Zeeland door de
eeuwen heen geregeld zijn voorgekomen
zou je verwachten dat welen ook in alle
eeuwen zijn ontstaan. Toch is dat niet het
geval. Alle Zeeuwse welen dateren uit de
periode 1200-1550. In jongere polders,
zoals de Kraaijertpolders en op Noord-
Beveland, komen geen welen voor, en ook
in de oudere polders zijn na 1550 geen
welen meer ontstaan. Voor een deel is dit
te danken aan het feit, dat na de woelige
zestiende eeuw de kwaliteit van het dijkbe-
heer, althans op de Bevelanden, aanzien
lijk is verbeterd. Sinds de zeventiende
eeuw zijn er tot 1953 maar heel weinig
gevallen voorgekomen van dijkdoorbraken
door natuurlijke oorzaak. Wel nam in deze
periode het gevaar van dijkvallen toe, maar
dat is een ander verhaal.
Een andere belangrijke reden waarom na
de Middeleeuwen geen welen meer zijn
21