N-° 1
Afb. 1. Fregatschip, uit: F.H. Chapman, Architectura Navalis Mercatoria, 1768, plaat LXII.
keerde, zuidelijke, richting waait duurt het
erg lang voor Angola in zicht komt. Men
legt ongeveer 10 kilometer per dag af en op
27 augustus wordt de handelspost Loango
eindelijk bereikt. Bij aankomst in Loango
blijkt dat er al veel schepen liggen, daarom
wordt besloten om door te varen naar
Malembo, waar ze op 5 september 1766
arriveren. Dan begint het "inhandelen" van
de slaven, hetgeen in dit geval zes maan
den duurt. In totaal worden er 315 slaven
gekocht.
Op 18 maart 1767 is het schip gereed om
de overtocht naar Suriname te beginnen.
Deze verloopt zonder veel problemen, even
als de verkoop van de slaven. Op 29 juni
wordt de laatste verkocht, waarna enige
tijd later de terugreis naar Middelburg
begint. Ook dit deel van de reis verloopt
vlot, tot Zeeland weer in zicht komt.
Op 6 november bevindt de 'Eenigheid' zich
op de Noordzee ter hoogte van het eiland
Goeree. Het is goed weer, de wind is niet te
hard, maar wel ongunstig om naar Walche
ren te varen. Men zou op zee kunnen wach
ten tot de wind wat draait. Een groot deel
van de bemanning voelt daar echter niets
voor en verzoekt in Hellevoetssluis binnen
te lopen. Hun argument is dat men niet
veel eten meer aan boord heeft, terwijl het
geen dat ze hebben ook meest nog bedorven
is. Kapitein Willem de Molder stemt toe en
met een lichte zuidwesten wind varen ze
verder tot het schip op een diepte van
zeven vadem is en men voor anker gaat. De
vlag wordt gehesen als signaal om een
loods te sturen maar er komt niemand, tot
er tegen zonsondergang een scheepje uit
zee komt:
met Sonsondergaan kwam een meneer
de Visser Uijt Zee Na ons toe Welke