N- 2
Afb. 2. Snauwschip, uit: F.H. Chapman, Arehitectura Navalis Mercatoria, 1768, plaat LXII.
te Waaijen met 7 glasen Sagen in de Vaar-
tuijgen de doot Voor Oogen het Behaagde
den al Mogende godt Ons 2 Schuijten toe te
zende die ons op viste en In den Briel
Bragte Sagen het Schip handt over handt
meer Crengen
den 8 dito huerde Ik Een Schuijt af in
den Briel Voor 18 guldens En ging met 6
matroosen Na het Schip om te Sien Was
het mogelijk Nog Eenig goedt te bergen
Maar Vonden het Schip W t Nd Van de
Maas met de masten onder Water op Zij
leggen En konden het zelve Niet Na komen
dus keerde Wij Sonder Uijt voer En Vrugte
loos Weer Na den Briel'.
De volgende dag huurt Willem de Molder
een schuit en stuurt de bemanning naar
Middelburg.
Intussen hebben de directeuren van de
MCC het bericht ontvangen van de onder
gang van de 'Eenigheid'. Het spreekt voor
zich dat eerst uitgezocht moet worden wie
er allemaal verantwoordelijk zijn voor de
ongelukkige afloop van de reis. Tot die tijd
wordt er geen gage aan de bemanning
betaald. Uit het onderzoek, dat ongeveer
drie maanden in beslag neemt, blijkt dat
vrijwel iedereen die aan boord was in meer
of mindere mate schuldig was aan de
ondergang van het schip. Slechts acht
bemanningsleden krijgen vrijwel hun
gehele gage, de anderen zouden in principe
niets moeten krijgen, maar uit 'eene
Enkele gratie' wordt toch een half loon uit
betaald. De 'Articulen ende Ordre' waarop
de bemanning is aangenomen bepalen
immers:
'Soo ijmant, geduurende de reijze, van het
Schip onderweegen komt af te loopen, en
het zelve verlaat al eer het hier ter Stede,
ofte ter gedestineerde Los-plaats zal wezen
gearriveert, zal verbeuren alle zijn ver
diende maandt-gelden
10