koperen buitenkast, terwijl dit soort uur
werken normaal twee zilveren kasten had.
Vanwege de duidelijke beschrijving was nu
de hoop gevestigd op het moment dat de
dader of daders dit horloge te koop zouden
aanbieden.
De mogelijke daders
Nadat het bericht van de moord als een
lopend vuurtje door het dorp was gegaan,
werden er al snel namen van mogelijke
daders genoemd. Isaac Lookman, de broer
van Aarnout, die de moord had ontdekt,
had namelijk het jaar daarvoor wegens
diefstal in de gevangenis gezeten. In Hoe-
dekenskerke ging het verhaal dat hij een
grote som geld, die Zuidwegt in de schuur
had verstopt, zich had toegeëigend toen hij
daar aan het werk was. En in één adem
werd de naam genoemd van Pieter S, die
bij Lookman in huis verbleef en ook geen al
te beste naam had. Pieter S. was enige
jaren daarvoor wegens wangedrag als vis
ser ontslagen en uit medelijden had de
familie Lookman hem in huis opgenomen,
hoewel dit gezin zelf in een vrij armoedige
toestand verkeerde. Bovendien was het de
bevolking opgevallen dat dit tweetal na het
bekend worden van de moord niet was
komen kijken, terwijl het hele dorp uitgelo
pen was naar de plaats waar de gruwelijke
misdaad was gepleegd.
Huiszoeking en een verhoor
Deze geruchten vormden voor de justitie
aanleiding om nog diezelfde dag het hele
gezin Lookman aan de tand te voelen en
huiszoeking te doen. Hierbij vonden de
gerechtsdienaren een steel van een bijl,
waaraan bloed kleefde. Uit de lijkschou
wing was gebleken, dat de moordaanslag
met een stomp voorwerp gepleegd moest
zijn. Op de handen en klompen van Pieter
S. trof men bloedsporen aan. Pieter ver
weerde zich door te zeggen, dat de steel
afgezaagd was van een verroeste bijl en dat
hij deze gebruikte bij het schoonmaken van
vis, wat hij normaal altijd buiten deed,
maar omdat hij zich die dag niet lekker
voelde, binnenshuis had gedaan. Isaac
beweerde de avond van de moord thuis te
zijn geweest, wat voor de gerechtsdienaren
geen sterk argument was, omdat geen
enkele getuige hem had gezien. Bij gebrek
aan overtuigende bewijzen echter, konden
de heren van de justitie de beide verdach
ten niet in voorlopige hechtenis nemen.
In de komende twee weken werden de ver
moedens dat Isaac en Pieter de daders
waren alleen maar versterkt.
Toen ene Cornelis B. uit Hoedekenskerke
acht dagen na de moord 's avonds om
negen uur voorbij de akker van de ver
moorden kwam, begon zijn paard te steige
ren. Hij keek om zich heen en zag duidelijk
Balten en zijn zuster Janna staan. Ze droe
gen hun gewone kleren en hij hoorde dat ze
onder jammerklachten herhaaldelijk de
namen "Pier" en "Izaak" uitriepen. Dit was
koren op de molen van de bijgelovige bevol
king van Hoedekenskerke en men dacht
dat de Voorzienigheid zelve hen op dit
spoor had gebracht. Voor hen was het nu
zeker dat dit duo de moord op zijn geweten
had.
Nog meer feiten tegen Isaac en Pieter
De inwoners van Hoedekenskerke hielden
de twee verdachten met argusogen in de
gaten en voortdurend werden in het dorp
de nieuwe verwikkelingen bijgehouden.
Sommigen was het opgevallen dat het
tweetal na de moord andere kleding droeg.
Anderen wisten te vertellen, dat de
gerechtsdienaren bij Lookman in huis een
nieuwe wollen deken hadden aangetroffen,
die waarschijnlijk afkomstig was van het
vermoorde paar. Toen Isaac op een avond
in de herberg zat en een zanger naast hem
plots een lied inzette over twee om het
leven gebrachte personen, voelde hij zich
aangesproken en verontschuldigde zich,
terwijl de zanger geen ogenblik aan hem
had gedacht. Een paar avonden daarna
maakte hij het in de herberg zo bont, dat
hij door de waard de deur werd uitgezet
met toevoeging van de woorden: 'Je kunt
wel twee mensen vermoorden, maar geen
vijfentwintig'waarop Isaac niet reageerde.
Tegen de man, die de verschijning had
gezien, zei hij, dat 'hij de spijkers niet vast
genoeg had geslagen' en tegen iemand, die
hem over de moord aansprak maakte hij de
opmerking dat 'de justitie niet glad genoeg
24