was om hem de tong te schrappen'. aan
het spreken te krijgen).
Nog meer verdachten
Nu er weinig vooruitgang in het onderzoek
scheen te bespeuren en de dader of daders
spoorloos bleven, kwamen er nieuwe aanwij
zingen uit de rest van het eiland. De veerlie
den hadden geen onbekenden overgezet,
zodat men er vanuit ging, dat de daders zich
nog op Zuid-Beveland moesten bevinden.
Een matroos deed het verhaal, dat toen hij
op de dag van de moord van Goes naar
Hansweert liep, aangehouden werd door
een tweetal onbekende mannen, die uit het
schor kwamen. Ze vertelden hem onder
bedreigingen dat hij tegen niemand mocht
vertellen, dat hij hen had gezien, waarop
ze er snel vandoor gingen. Even later ont
moette hij een derde persoon, die vroeg of
hij het tweetal had gezien. Hij antwoordde
eerst ontkennend, maar gaf later toe en
wees hem de goede richting.
Het verhaal van die twee voerlui
De vrachtrijders Jan Schouwenaar en
Nicolaas Kloosterman uit Oudelande had
den ieder op de dag van de moord een
wagen met hout van Oudelande naar Elle-
woutsdijk gebracht. Toen zij terugreden
kreeg een van de twee karren pech, waarop
ze stopten om de schade te herstellen. Ter
wijl ze hiermee bezig waren passeerde de
dijkwerker Jacobus Baert uit Ellewoutsdijk
hen. Opvallend was, dat hij zich op een
tijdstip, waarop iedereen zich naar huis
begaf, de andere kant op ging. Hij had nau-
welijk aandacht voor hen en ging met
haastige spoed in de richting Hoedekens-
kerke, waar hij nog twee uur gaans van
verwijderd was. Beiden kenden Jacobus
vrij goed en ze wisten, dat hij het vorige
jaar aan de dijk van Hoedekenskerke niet
ver van de woning van de vermoorden had
gewerkt. Dit merkwaardige feit was hen
bijgebleven en nadat ze het in het dorp
hadden verteld, duurde het niet lang of het
kwam de gerechtsdienaren ter ore. Het was
inmiddels 8 januari en nog diezelfde avond
besloten deze om bij hen nadere informatie
in te winnen, doch het tweetal kon weinig
aan hun verhaal toevoegen.
Jacobus Baert
Hierna gingen de gerechtsdienaren gelijk
naar Ellewoutsdijk, waar Jacobus Baert op
het gemeentehuis ontboden werd.5 Gewillig
en zonder de minste ontroering verscheen
hij voor de leden van de rechtbank. Hij ver
telde echter een geheel ander verhaal dan
de twee voerlieden hadden gedaan. De ene
keer beweerde hij twee of drie dagen voor
Kerstmis die kant te zijn opgegaan, maar
altijd voor het vallen van de avond weer
thuis te zijn geweest. Dan weer zei hij dat
hij die middag naar Ovezande was gegaan
om aardappelen te kopen. Toen hij onder
weg merkte dat hij geen geld bij zich had,
keerde hij terug en zag de twee voerlui.
Het was alleen veel eerder op de dag dan
dat zij beweerden.
Hoe langer hoe meer kregen de gerechts
dienaren de indruk, dat Jacobus zich eruit
probeerde te praten en niet de waarheid
sprak. Ze lieten hem daarom in hechtenis
nemen en vroegen aan de burgemeester om
een huiszoekingsbevel.
De huiszoeking
Vergezeld door de burgemeester van Elle
woutsdijk gingen de gerechtsdienaren met
Jacobus naar het eenvoudige woonverblijf
van Jacobus en zijn gezin. Het stond aan
de rand van het dorp6, dicht bij de zeedijk
en was niet meer dan een hut van stro. In
die dagen was het de gewoonte van vele
dijkwerkers om zelf een huis te bouwen.
Omdat ze op die manier een eigen onderko
men hadden, hoefden ze van hun schamele
inkomen geen wekelijkse huur te betalen.
Binnen in het woninkje troffen de gerechts
dienaren de vrouw van Jacobus aan, die
sinds enige dagen moeder was geworden
van het zesde kind.7 Ze zat bij de gedoofde
haard in een zwakke en ziekelijke toestand
met drie nog zeer jonge kinderen rondom
haar heen en nauwelijks beschut tegen de
indringende koude en snerpende wind. Met
angstige ogen keken de moeder en de kin
deren de binnengekomen vreemdelingen
aan. De avond was inmiddels aan het val
len en flauw scheen er nog wat licht door
de twee raampjes van de hut, wat de verto
ning tot een luguber schouwspel maakte.
Jacobus ging tegenover zijn kinderen zitten
25