34. Maandag den 26 April. 1841. Goes den z6 April. Heden werd de diep bekla genswaardige persoon, J. Baart, schuldig aan den dubbelen moord te Hocdekenskerke23 Dcc. 11. ge pleegd, na afloop der geregtelijkó onderzoekingen en verhooren door de Arrondissements regtbank alhier naar Middelburg vervoerdom aldaar door het Hof gevonnisd te worden. Zijne vrouwwelke hem he den nog bezochtbevindt zich met hare 6 kinderen in hoogst kommerlijken roestand zonder vooruitzigt op genoegzaam levensonderhoud. Mogten menschlievendheid en mededoogen haar en haar gezin thans in den langen nood datgene verstrek ken wat de ongelukkige radelooze man en vader door oogenblikkelijlcen noodgedrongen trachtte te verkrijgen, doch daartoe helaasontzind het pad der misdaad is ingeslagen en zich en de zijnen in het verderf stortte. Die hiertoe eenige bijdrage aan de uitgevers dezer Courant bezorgen wilkan verzekerd zijndat zijne gift op eene doelmatige wijzedoor iemand met de omstandigheden bekend en die zich het lot dezer on- gelukkigen aantrekt, zal besteed worden. Afb. 3. Bericht in de Goessche Courant van 26-4-1841 waarin een oproep wordt gedaan om een bijdrage te verstrekken voor het levensonderhoud van de vrouw van de in Middelburg geëxecuteerde moordenaar Jacobus Baert. (Gemeentearchief Goes). in te zamelen voor zijn vrouw, die berooid en zonder inkomen met zes jonge kinderen achter bleef. De ware toedracht Op 23 december verliet Jacobus Baert zijn woning in Ellewoutsdijk en ging op pad naar Hoedekenskerke, waar hij aan Balten en zijn zuster Janna Zuidwegt om twee rijksdaalders wilde vragen. Hij kende de oude mensen van de afgelopen zomer, toen hij in een keet vlakbij hun huis woonde. Op de scheiding van de gemeenten Elle woutsdijk en Oudelande ontmoette hij de vrachtrijders Jan Schouwenaar en Nico- laas Kloosterman, die verwonderd waren, dat iemand op dit uur van de dag nog uit ging. Zonder hier op in te gaan en zonder het tweetal te groeten liep Jacobus verder. Op de Kruipuitschen dijk kwam hij Corne- lis Quinten en Abraham van Alten uit Oudelande tegen en hij vertelde hen, dat hij op weg was naar 's Gravenpolder. Aan het Lange Weegje, vlakbij de hofstede Aurea Libertas, trok hij het paaltje, dat bij het vierde boompje in de richting van de zeedijk stond, uit de grond. Ter plaatse sloeg hij het door midden. Een stuk hout met een lengte van 1.25 meter nam hij mee en de rest zette hij weer naast het boompje terug. Intussen moest hij nog ongeveer één uur lopen voor hij bij het huis van Balten en zijn zuster Janna zou zijn. De moord Toen Jacobus bij het woninkje aankwam, waren de deur en de luiken reeds gesloten. Door een raam boven de buitenblinden zag hij, dat de twee oude mensjes geen bezoek hadden en dat Janna gezellig bij de haard zat. Op een gegeven ogenblik opende Janna de deur om de kat buiten te laten, waarop Jacobus naar haar toeliep en om twee rijksdaalders vroeg. Hierop antwoordde ze: 'Wij hebben geen geld' en wilde de deur weer sluiten. Dit werd haar echter onmoge lijk gemaakt door Jacobus, die haar onmid dellijk een slag op het hoofd gaf, waardoor ze achterover viel. Balten, die het geluid hoorde, stond van zijn stoel op. Om zich te kunnen weren nam hij een klomp van zijn voeten en daar mee gewapend ging hij naar de drempel van de woonkamer. Hij kreeg echter geen kans om ook maar iets te doen, want voor hij het wist had Jacobus hem al een klap met het hout gegeven en viel hij achter over. Luid kermend lag hij op de grond, wat Jacobus zo irriteerde, dat hij een ijze ren ketel pakte en die op de mond van zijn slachtoffer drukte, net zo lang totdat het 27

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2001 | | pagina 29