spoed. Vooral de eerste helft van de 18e eeuw was voor West-Zeeuws-Vlaanderen een moeilijke periode. Een aantal (kleine) boeren overleefden deze crisis niet, maar anderen (grote boe ren) wisten ervan te profiteren. Ze kochten meer land, lieten grotere huizen bouwen en schaften meer luxe goederen aan. Zij had den zich het best aangepast (buigzaam) door efficiënter te gaan werken. De meeste nevenactiviteiten werden afge stoten en de teelt van tarwe kwam centraal te staan (specialisatie). De vrijgekomen arbeidskrachten konden worden ingezet in de meer intensieve tar- weteelt. Vaste arbeiders werden vervangen door goedkopere trekarbeiders uit Vlaanderen en Wallonië. Het zal duidelijk zijn dat deze ontwikkelin gen zeer ongunstig waren voor de landar beiders in West-Zeeuws-Vlaanderen. Pas in de 2e helft van de 19e eeuw zal hun positie verbeteren door de introductie van de bie tenteelt. Een terugkerend probleem bij de grote eigenerfde boeren werd veroorzaakt door het bestaande erfrecht. Erfenissen werden gelijkelijk over alle kinderen verdeeld. Om versnippering van het bedrijf te voorkomen kreeg meestal een van de erfgenamen het boerenbedrijf. Het land werd gelijkelijk verdeeld over alle erfgenamen. Tot zover het bedrijfskundige verhaal over de landbouw in West-Zeeuws-Vlaanderen d.w.z. het verhaal over een 20-tal families van grote eigenerfde boeren. Toch is het jammer dat andere maatschappelijke groe pen nauwelijks aan bod komen. De laatste 2 hoofdstukken vind ik persoon- WÊ*L Afb. 2. Het woonhuis van een boerderij bij Sint-Anna ter Muiden. Het oudste (17e eeuwse) gedeelte bestond uit een keukenbrede gang en onderkelderde kamer rechts op de afb.). Vervolgens is het huis in twee fasen vergroot. Eerst werden aan de achter zijde onder een flauw aflopend dak een voorhuis en achterhuis toegevoegd, waar door de woning een L. vorm kreeg. In een later stadium werd een karnhuis aange bouwd (links op de afb.). 34

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2001 | | pagina 36