Adriaan de Puijt: stuurman van ter Goes Jan de Jonge Naast de bekendere VOC en WIC is er in het Middelburg van de achttiende eeuw nog een Compagnie gevestigd: de Middel- burgsche Commercie Compagnie (MCC). De Compagnie is actief in Europa, Afrika en Amerika waar in velerlei goederen han del gedreven wordt. Ze is tot op zekere hoogte berucht geworden door haar bemoeienissen met de slavenhandel. Gedurende de ongeveer negentig jaar dat er door de MCC schepen worden uitgereed zijn er enkele duizenden zeelieden in haar dienst. Een zeer groot aantal daarvan is afkomstig uit het buitenland, vooral Duits land en Scandinavië. Een kleiner aantal komt uit Holland of van Walcheren en slechts enkelen van de Bevelanden. Een van die laatsten is Adriaan de Puijt uit Goes. Zijn dienstverband met de Compag nie duurt bijna tien jaar, van 1758 tot 1767, hij maakt in totaal vijf reizen. In die tijd klimt hij op van matroos tot opper stuurman. De eerste twee reizen maakt Adriaan op het fregatschip de 'Philadel phia', de laatste drie op het snauwschip de 'Eenigheid'. Het verschil in bouw tussen een fregat en een snauw is niet groot. Meest kenmer kend voor het snauwschip is de snauw mast. Een korte mast vlak achter de grote mast, in plaats van de op het fregatschip gebruikelijke bezaansmast die verder ach ter de grote mast staat. Snauwschepen werden vooral als koopvaardijschip gebruikt, maar ook wel als oorlogsschip. De afmetingen van de 'Eenigheid' zijn met een lengte van bijna 80 voet en breedte van bijna 25 voet vrijwel gelijk aan die van de 'Philadelphia'. Hoewel de MCC ook handelt in goederen als hout, goud, textiel en graan, vaart Adriaan uitsluitend op schepen die zich bezighouden met de slavenhandel. De sla- venreizen zijn zogenaamde driehoeksrei- zen, eerst naar West-Afrika en vervolgens naar de Nederlandse koloniën in Zuid- Amerika. In West-Afrika worden slaven gekocht om ze in Zuid-Amerika te verko pen, waarna men tracht een lading bestaande uit onder andere suiker, koffie en hout te kopen voor de terugtocht naar 'Patria'. Het lukt niet altijd om een retour lading vast te krijgen, soms door gebrek aan goederen in een bepaalde periode of door te hoge prijzen. In dat geval vaart het schip in ballast terug naar de thuishaven Middelburg.1 De aandacht gaat in dit artikel vooral uit naar de laatste, fatale, reis met de 'Eenig heid'. De reis, of'equipage' duurt van 8-2- 1766 tot 9-11-1767 en voert naar Angola en Suriname. Kapitein is Willem de Molder uit Middelburg, voor wie het de tweede keer is dat hij die functie bekleedt. Adriaan is opperstuurman. Het zou te ver voeren om de hele reis in detail te bespreken. De nadruk ligt op de ondergang van het schip bij de terugkomst in Nederland.2 Ook het eerste deel van de tocht verloopt moeizaam. Vanaf het vertrek blijkt het schip veel lekkage te vertonen, er moet de eerste twee weken voortdurend gepompt worden. Als op den duur de naden van het schip zijn dichtgetrokken en er geen water meer binnenkomt, dient zich een nieuw probleem aan: gebrek aan drink water. In eerste instantie wordt, eind maart, getracht om de voorraad aan te vul len op de kust van het huidige Liberia. Dat lukt niet omdat het door onrust aan wal te gevaarlijk is om aan te leggen. Het is inmiddels eind maart en ze besluiten door te varen naar het zuiden in de hoop later een plaats te vinden waar water ingeno men kan worden. Gelukkig valt er zo nu en dan wat regen zodat er steeds een kleine hoeveelheid drinkwater is, want het duurt nog tot eind mei voor ze op de kust van Gabon, bij Kaap St Catherina, de voorra den weer op peil kunnen brengen. Op 18 juli wordt de reis weer voortgezet. Omdat de wind voortdurend uit de ver- 7

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2001 | | pagina 9