Over de kapel zelf is weinig bekend. Zelfs is de juiste plaats niet bekend. De kapel werd al niet meer met name genoemd in de overloper van 1559. Toch was in 1571 Marinus Cornelisz. uit Abbekinderen nog kapelmeester. Het schepenactenboek van 1586-1587 vermeldt nog dat Pieter Wissens ontvanger, Cryn Willouts en Adriaen Adr. Blanckxkinderen kapelmeesters waren in De Groe. Dit betekent dat men nog steeds een bestuur had dat allerlei zaken regelde voor de eigen kapel. 'Het Capelhof werd als perceel genoemd in alle overlopers van het Zuidambacht. Dit perceel lag in de Oosthoek, vermoedelijk iets ten noorden van het Hof Allemekin- ders, net even ten oosten van de 'Heeren- weg'. Bekijken we de kaart van de genoemde landmeter Leendert Paardeko- per dan zien we dat vanaf de de hoeve 'Altyt Sorg' (Albertine Hoeve) een klein wegje in zuidelijke richting de perceels- grenzen volgt. Het lijkt erop dat dit vroeger aansloot op het eerder genoemde dreefje/kerkepaadje naar Abbekinderen. Dit kan betekenen dat we de plaats van de voormalige 'Capel van St. Maarten' hier moeten zoeken. De oude scherpe bocht in de 's-Gravenpolderseweg bij de Albertine Hoeve is door de vele wegverleggingen en verbredingen bijna recht geworden. De flauwe bocht die de 's-Gravenpolderseweg nu heeft loopt over de oude percelen ten noorden van het Hof Allemekinders. Waar schijnlijk dus over het perceel waar de kapel gestaan kan hebben. Bij wegwerk zaamheden en de aanleg van de tuin en parkeerterreinen van het ziekenhuis is nooit specifiek gezocht naar mogelijke res tanten. De berg De motteberg (vliedberg) van De Groe heeft nooit een naam gekregen en wordt in de wandeling het bergje in de Groe genoemd. Het ligt wat verstopt tussen de fruitbomen aan de 's-Gravenpolderseweg naast no. 124. Vanaf de snelweg is de grote populier op de rand van de afgegraven top goed te zien. Hij steekt boven het geboomte uit en is een duidelijk herkenningspunt. Ook vanaf de 's-Gravenpolderseweg is de berg met de populier op de top te zien. De aanleg van deze motteberg kunnen we plaatsen in de 12e-13e eeuw toen dit gebied steeds meer bewoond raakte. Ook hier heeft een ambachtsheer een motte laten opwerpen, vrijwel zeker met een stenen toren op de top. Puinresten in de gedempte gracht en het feit dat de berg in de Steen- hoek ligt zijn hiervoor concrete aanwijzin gen. Zie voor meer informatie het katern archeologisch onderzoek. Of deze stenen toren een houten voorganger heeft gehad is niet meer te achterhalen, want de top van de berg is net als de voet sterk afgegraven. De gracht rondom de berg is niet meer her kenbaar. Door de eeuwen heen is hij in ver schillende fasen/delen gedempt. De berg zelf is nooit onderzocht, maar is waar schijnlijk net als de andere mottes in ver schillende fasen opgehoogd met de uitge graven grond van de gracht. De berg, boomgaarden en herberg Het is eigenlijk vreemd dat de overlopers niets vermelden over de berg. Pas bij een verkoping in 1657 komen we een eerste vermelding tegen. Bij die verkoop was de omschrijving als volgt: 'Eerstelijk den bergh met fruijtboomen beplant groot vol gens den overlooper met 15 roeden eijgen wegelingh 179 roeden; dogh plantens veld bevonden groot 225 roeden b;d;g; oost 't wegelingh met de gemeen bezuijden lig gende erve en 't woonhuijs van Cornelis Almekinderen, zuijd en west 't volgende stuk, noord de erve en boogaerd van de weduwe wijlen Arnout Malbeseijn'. Het ten westen van de berg gelegen stuk zaailand werd aan een ander verkocht. We lezen hier dus over een verkoping van een eigen wegeling naar de berg, een boom gaard en fruitbomen op de berg en een per ceel bouwland. Misschien moeten we hier uit opmaken dat de berg toen al flink was afgegraven om plaats te bieden aan fruit bomen. Een dichtbij de berg gelegen herberg werd al vermeld in 1601 als de 'oude herberghe of Poelhuys'. Het staat vermeld in een belastinglijst van schouwen (schoorstenen). Dat dit een heel oud bouwsel was blijkt uit de omschrijving: 'Pieter Matijs thuijs 23

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2002 | | pagina 25