Een schamele landstede
Geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie van 1577, prof.dr. C. Dekker, uitgave van
De Koperen Tuin, verschenen juni 2002.
Frank de Klerk
De laatste tientallen jaren zijn veel boeken
over de geschiedenis van Zeeland geschre
ven. De middeleeuwen zijn daarin nauwe
lijks aan de orde geweest, op enkele uitzon
deringen na die bijna uitsluitend de stad
Middelburg betroffen. In dit nieuwe boek
wordt de geschiedenis van Goes vergeleken
met die van de op de zee georiënteerde ste
den op Walcheren en Zierikzee. De conclu
sie is dat ook Goes een belangrijke bijdrage
heeft geleverd aan handel en industrie.
In dik 600 bladzijden beschrijft de auteur
de ontwikkelingen die Goes doormaakte
vanaf het vroegste begin tot 1577. Dekker,
emeritus hoogleraar van de Universiteit
van Amsterdam, is vooral bekend van zijn
proefschrift over de middeleeuwse geschie
denis van Zuid-Beveland. Nu heeft hij Goes
eruit gelicht. Het boek begint met de kolo
nisatie van de Bevelanden in de 9e eeuw;
de voorgeschiedenis met Romeinen en
inheemse bevolking wordt kort aangeduid.
Aanvankelijk staat het gebied onder
Vlaams gezag; later breidt de Hollandse
graaf zijn invloedsfeer hier uit. Nadat van
uit Walcheren enkele parochies zijn
gesticht neemt dit aantal explosief toe in
de 2e helft van de 12e eeuw. De aan de
Korte Goes ontstane nederzetting ligt bin
nen het territorium van de heren Van
Schenge. De Korte Goes/Versvliet vormt de
oostelijke grens van dit gebied; ten oosten
hiervan strekt het territorium van de
heren Van de Maalstede zich uit. Goes
komt later in handen van de heren van
Borsele. Het ontwikkelt zich tot een haven
dorp als de oorspronkelijke kreek wordt
afgedamd. De dam wordt opgenomen in de
ringdijk die na 1134 wordt opgeworpen.
Later graaft men een nieuwe havenkom,
achterhaven en spuisysteem. Diverse tol-
privileges veroorzaken een toename van de
scheepvaart van en naar Goes. Het dorp
wordt een belangrijke regionale markt, wat
ook gevolgen heeft voor de ruimtelijke
ordening. Tussen de kerk en de ambachts-
heerlijke versterkte woning (later Slot Oos
tende) en de haven ontstaat een langgerekt
marktveld, waaraan in de late 13e eeuw
een overdekte hal voor de verkoop van
laken en vlees verrijst. Geleidelijk aan
begint Goes zich te onderscheiden van de
naburige dorpen. In de oorlog tussen Hol
land en Vlaanderen verliezen de heren van
Borsele hun bezittingen; Goes komt in han
den van grote ambachtsheren, die er maar
zelden verblijven. De ontwikkeling tot stad
zet zich in de 14e eeuw voort. Het dorpsbe
stuur ontwikkelt zich; voor de hal wordt
een dorpshuis met toren gebouwd. Er
wordt een schutterij opgericht, straten
worden van bestrating voorzien, de kerk
wordt vergroot en verfraaid. Eindelijk
wordt Goes in 1405 ook formeel een stad
als graaf Willem VI alle vroegere privileges
bevestigd en daaraan het privilege tot uit
oefening van de hoge rechtsmacht toevoegt.
De van oudsher belangrijke lakenproductie
en -handel verliest in de 15e zijn betekenis
voor Goes. Daarvoor in de plaats komt de
zoutindustrie en -handel. Gedurende
anderhalve eeuw is dit een bedrijvigheid
die van meer dan regionale betekenis is.
De economische bedrijvigheid leidt tot wel
vaart en bevolkingstoename. Grote bouw
projecten vinden plaats in de 2e helft van
de 15e en vroege 16e eeuw: de vernieuwing
van het stadhuis en een opvallende vergro
ting van de kerk. Het grote aantal van 30
grote en kleine altaren geeft blijk van een
grote volksdevotie. De kloosters van de
Kruisbroeders en van de Cellezusters
komen nog voor het midden van de 15e
eeuw tot stand. De beeldenstorm van 1566
laat Goes ongemoeid. De toestand op Zuid-
Beveland en in Goes wordt benauwd als de
Geuzen proberen stad en land in het kamp
van de Prins van Oranje te krijgen. In 1577
13