Het kind van de rekening J.H. Midavaine. Rond drie uur in de vroege morgen van 15 juni 1887 belde Catharina de Visser - van de Plasse uit Heinkenszand aan bij bri gadier Verdouw in haar woonplaats. Nadat deze uit bed was gekomen en een raam had geopend, riep ze tegen hem: 'Mijn man heeft Keesje den hals afgesneden!' Vervol gens vertelde ze in geuren en kleuren hoe Cornelis de Visser rond half drie was opge staan en uit een laatje een scheermes had gepakt. Vervolgens had hij hun achtjarig zoontje Keesje wakker gemaakt en hem uit zijn bedje gehaald. Samen hadden ze de slaapkamer, die tevens tot woonvertrek diende, verlaten en waren de schuur inge gaan. Na enige ogenblikken was ook Cat harina opgestaan en nadat ze zich had aangekleed was ze in de schuur gaan kij ken. Daar was Cornelis niet meer en ook de hondenkar was verdwenen. Op haar zoek tocht naar Keesje had ze hem gevonden op het stro in het geitenhok. Dit hok was niet veel meer dan een open bak van twee meter lang, één meter breed en één meter diep. Toen ze het ventje had opgetild en in haar armen had genomen, vroeg hij: 'Moe der, wat doe je toch met me?' Hierop had ze geantwoord: 'Zwijg maar, mijn kind'. Enige ogenblikken later was het kereltje gestor ven, waarna Catharina hem terug op het stro had gelegd. Tot slot vertelde ze tegen Verdouw dat het hele geitenhok met bloed was besmeurd. Nadat Verdouw dit trieste verhaal had aangehoord, zei hij tegen Catharina dat ze de gemeenteveldwachter F. van der Linden moest waarschuwen. Zelf besloot hij om burgemeester B. Vermande van het gebeurde op de hoogte te stellen. Ook tegen de gemeenteveldwachter vertelde Catha rina weer heel rustig en ook heel uitvoerig hetzelfde verhaal. Daarop gingen beiden naar de plaats des onheils, die gelegen was in het Oudeland, gehucht Lange Viele. Inmiddels waren daar ook Verdouw en bur gemeester Vermande gearriveerd. Op ver zoek van de burgemeester tilde buurman J. Driedijk het ventje uit het stro en legde hem op de vloer van de schuur. Duidelijk was nu te zien, hoe de knaap door een diepe snee in zijn hals om het leven was gebracht. Cornelis de Visser gearresteerd Direct na deze constatering werd de arron dissementsrechtbank in Middelburg van de moord op de hoogte gebracht. De officier van justitie vertrok daarop onmiddellijk met een aantal gerechtsdienaren naar Heinkenszand om ter plekke de situatie in ogenschouw te nemen. Daar besloot men om het stoffelijk overschot van Keesje voor sectie naar het gemeentehuis van Hein kenszand over te laten brengen. De genees- heel- en verloskundige G.C. Schilham uit 's-Heer Arendskerke en dokter A. Isebree Moens uit Goes werden gevraagd de sectie onafhankelijk van elkaar te verrichten. Nadat dit gedaan was kwamen beide art sen tot de conclusie, dat het jongetje door een diepe snijwond van ongeveer tien centi meter aan zijn hals om het leven was gebracht. Het lijkje droeg geen sporen van ziekteverschijnselen, mishandeling of slechte voeding. Omdat Cornelis de Visser, die van beroep handelaar in klein vee was, aangezien werd als de vermoedelijk dader, kregen alle veldwachters op Zuid-Beveland het verzoek om naar hem uit te kijken. Nog diezelfde dag werd hij in Nisse gearresteerd en over gebracht werd naar het Huis van Bewaring in Middelburg. Tijdens de verhoren die nu volgden bleef Cornelis hardnekkig ontken nen de moord te hebben gepleegd en als mogelijke dader noemde hij steeds zijn vrouw. Nadat Catharina het bericht van zijn arrestatie had vernomen, bracht ze haar twee kinderen bij familie onder en reisde ook af naar Middelburg om de uit slag van het onderzoek af te wachten. In de provinciehoofdstad nam ze haar intrek in de herberg van koffiehuishouder Hubregtse. 15

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2002 | | pagina 17