Afb. 2. De HBS aan de Albert Joachimi- kade omstreeks 1900. Links (gedeeltelijk zichtbaar) de woning van D.de Koning. Col lectie GA Goes. dig tekenaar, eerst in zijn geboorteplaats en later in Parijs. In 1816 werd hij opzichter bij de Waterstaat en vestigde zich in 1825 als zodanig in Goes. Hier trouwde hij in 1828 met Neeltje van Ham, dochter van de logementhouder Johannes van Ham. Op 7 april 1829 werd hij op een jaarsalaris van 500,- als opvolger van Marinus Goossen als stadsarchitect aangesteld, 'om in functie te treden zodra hij uit zijn tegen woordige betrekking van rijksambtenaar zal zijn ontslagen'. Op 5 september 1829 werd hij tevens benoemd als theoretisch en praktisch onderwijzer aan de stadsteken- school. L.P.de Lannée de Bétrancourt was niet alleen architect en tekenleraar in dienst van de stad, maar ook en mogelijk zelfs in de eerste plaats, kunstenaar. In een in 1843 verschenen lexicon van kunstschil ders, beeldhouwers, graveurs en bouw meesters werd aandacht aan hem besteed als tekenaar, schilder en bouwmeester. Trouwens al bij zijn aanstelling aan de stadstekenschool in 1829 kreeg hij de ver melding: 'Is door de Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten te Antwerpen benoemd tot Professor in het vak der Tee- kenkunde.'1» In 1853 besloot de gemeenteraad van Goes, op grond van de Gemeentewet 1850, tot een aantal veranderingen in het belas tingstelsel. Als gevolg hiervan moesten structurele bezuinigingen worden doorge voerd. Eén van de maatregelen behelsde 'afschaffing van plaatselijke bedieningen'. Met andere woorden: men schrapte enkele functies binnen het gemeentelijke appa raat. Zo kwam men tot 'opheffing van de functie van den Fabriek' (is gemeentear chitect). De Lannée de Bétrancourt kreeg met ingang van 1 januari 1854 eervol ont slag. Anthonie van Leent, tot dan toe 'onder architect', werd daarna benoemd in een nieuwe meer zelfstandige functie, die van opzichter der gemeentewegen en -wer ken. Voor zover men in Goes een echte architect nodig had kon men op freelance basis 'na verkregen vergunning van Z.E.den Minister van Binnenlandsche Zaken met vrucht gebruik maken van de bekwaamheden van den Ingenieur van den Waterstaat, hoedanig ambtenaar toch wel altijd alhier zal aanwezig zijn.' Een stuk voordeliger, want daar ging het om. En men wist niet beter dan dat de Waterstaatsingenieurs, ook buiten hun directe werkterrein, een belangrijke rol vervulden. Achteraf gezien denk ik te kunnen stellen dat de getroffen maatre gelen meer de kleinsteedsheid van Goes dan de vooruitziende blik van het stads bestuur benadrukten. De opheffing van de stadstekenschool aan het eind van het seizoen 1852-1853 had De Lannée de Bétrancourt ook al zijn leraars- baan gekost. Al met al een - waarschijnlijk onverdiend - roemloos einde als ambtenaar in dienst van de stad Goes. In april 1862 verhuisde hij vanuit Goes naar de omge ving van Brussel. 2) 9

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2002 | | pagina 15