geruime tijd in een zeer ernstige economische malaise verkeert, loopt het aantal sterk terug. Telde de school 38 leerlingen in 1830, in 1835 waren het er 29, in 1840 20 en in 1850 slechts 12. Van den Bree, die dat in zijn portemonnee voelt, probeert er wat aan te doen. In februari 1841 verzoekt hij ontheven te worden van de verplichting zijn opvolger jaarlijks 150 te betalen. De onderwijscommissie laat weten begrip te hebben voor zijn verzoek, maar helaas niets voor hem te kunnen doen. Hoewel het aantal leerlingen wat omhoog gaat - rond 1850 varieert het tussen 20 en 30 - biedt dat financieel weinig soelaas. De schoolgelden zouden omhoog moeten, vindt Van den Bree. In november 1854 doet hij een verzoek in die richting. Ook zou hij van het toelatingsexamen af willen. Beide verzoeken worden afgewezen, het eer ste omdat men van mening is dat de Franse school niet alleen voor rijke kinderen toeganke lijk behoort te zijn, het tweede omdat lager en middelbaar onderwijs (de schoolcommissie past het begrip 'middelbaar' voor het eerst toe op de Franse school) elkaar niet moeten over lappen. Met de invoering - in 1857 - van een nieuwe Wet op het Lager Onderwijs komt er verande ring. Deze wet maakt onderscheid tussen gewoon lager en meer uitgebreid lager onderwijs. De school van Van den Bree, waar Frans, Duits, Engels en wiskunde op het programma staan, behoort tot de tweede categorie. Het salaris van Van den Bree - voortaan hoofdonder wijzer genoemd - wordt verhoogd, evenals dat van zijn secondant. Op 10 maart 1863 overlijdt Van den Bree, op 64-jarige leeftijd. De school wordt tijdelijk waar genomen door de secondant, M.H. Kottemann. In verschillende kranten verschijnt een oproep om naar de vacante post te solliciteren. Van de dertien onderwijzers die zich melden, worden er acht voor het vergelijkend examen uitgenodigd. Helaas vallen de kandidaten dus danig tegen dat er geen voordracht volgt. Kottemann, die de school 'tot algemeen genoegen' heeft waargenomen, moet dat voorlopig nog een tijdje blijven doen. Voorlopig, want intussen heeft de Raad de wenselijkheid tot het oprichten van een 'hoogere burgerschool' en een 'bur geravondschool' verschillende keren te berde gebracht en besproken. Op 31 juli 1865 is het zo ver. De Franse school voor jonge heren wordt opgeheven. Op 25 september 1865 begint de Goese HBS, die zes klassen zal tellen, met 39 leerlingen en de drieklassige burgeravond school met 20 leerlingen voorlopig in de voormalige Fransche school in de Lange Kerkstraat. Schoolhouders van 1775 tot 1863 (met geboortejaar): Jean Alexander la Rue (onbekend) 1775-1779 Jaques Jenoteau (1748) 1779-1806 Jacob Glazer (1740) 1807-1808 Nicolas Jean Bourdon (1758) 1808-1810 Johannes Davicus le Clercq de Courcelles (1778) 1811-1834 Jacobus Hermanus van den Bree 1799) 1835-1863 Geraadpleegde literatuur: Kort, A.L., Volksonderwijs in Goes in de eerste helft van de 19e eeuw, in: Historisch Jaarboek voor Zuid- en Noord-Beveland, nr.l3(1987), p.49-74. Lucieer W.J., Het onderwijs in Goes tot 1900 (scriptie GAG 10A1), Amstelveen 1967. Piccardt R.A.S., Geschiedenis van de stad Goes, Schiedam 1979 (heruitgave). Riemens K. J., Esquisse historique de l'enseignement du francais en Hollande du XVIe au XlXe siècle, Leiden 1919. Visser C.,Vernieuwing van het lager onderwijs in Zeeland in de eerste helft van de negentiende eeuw, Vlissingen 1995. Afkortingen: GAGASG Gemeentearchief Goes, Archief Stad Goes. 15

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2003 | | pagina 17