gemeente Rotterdam te kopen. Ook worden er weer premies uitgeloofd bij de keuring van
nakomelingen van de hengst voor in totaal zestig gulden. Het dekgeld stelt men voor het vol
gende seizoen vast op f 5,- en het veulengeld op f 10,- voor aandeelhouders en f 15,- voor niet-
aandeelhouders. Er zullen volgend seizoen maximaal honderd merries gedekt worden. Om
hoefgebreken te voorkomen wordt de hengst op voorstel van Koens beslagen en op verzoek
van Peman Kakebeeke besluit men ook een brandverzekering voor Wilhelm af te sluiten. Dat
jaar is er een klein positief resultaat van f 8,035.
Ondanks het verlagen van het veulengeld tot f 2,50 voor aandeelhouders en f 5,- voor niet-
aandeelhouders sluit het dekseizoen 1878 met een winst van f 274, 71. Er worden nu drie 3
obligaties Gemeentekrediet van f 100,- gekocht. De hengst heeft inmiddels bij een keuring in
Middelburg de tweede prijs, een zilveren medaille, gewonnen. Er werd geen eerste prijs uit
gereikt. Vervolgens deelt Peman Kakebeeke mee dat hij Wilhelm niet langer wil stallen.
Koens neemt het van hem over tegen een bedrag van f 280,- per jaar, hij is daarbij wel ver
plicht om in het voorjaar zes hectoliter haver te voeren. Kakebeeke stemt er wel mee in dat
zijn knecht H. de Wachter in het dekseizoen de hengst zal blijven begeleiden. Omdat De
Wachter in januari en februari niet beschikbaar is wordt het voorstel van Van Weel om ook
in die maanden te gaan dekken afgewezen. De meeste aandeelhouders zien het niet zitten om
de hengst met een vreemde oppasser op pad te sturen.
Het jaar 1878 was ook meteen het laatste succesvolle jaar van de vereniging. Het volgende
dekseizoen levert aan inkomsten f 681,10 op, daar staan echter uitgaven van f 906,515 tegen
over zodat er een 'kwaad slot' is van f 225,415. Begin december 1879 blijkt Wilhelm ziek te
zijn. Veearts De Merveneé heeft 'een aandoening van schurftachtigen aard' geconstateerd.
Hij is van mening dat het wel geneesbaar is, maar alleen met een langdurige in- en uitwen
dige behandeling en andere voeding. Koens, bij wie de hengst op stal staat, stelt voor om een
'second opinion' te vragen. Bij voorkeur van een van de leraren van de Veeartsenijschool in
Utrecht. Als dan blijkt dat de het paard inderdaad behandeld kan worden lijkt het hem het
beste die behandeling in Utrecht plaats te laten vinden.
Drie weken later is het niet gelukt om een leraar uit Utrecht te laten komen. Wel is de
mening gevraagd van de heer Berghuijs uit Middelburg. Die heeft kennelijk de uitkomst van
het onderzoek van Merveneé bevestigd. Op voorstel van de heer Oele besluit de vergadering
Wilhelm naar Utrecht te sturen om hem daar te laten behandelen. Ook wordt unaniem beslo
ten om de hengst na genezing te verkopen.
In de loop van februari blijkt het met de genezing de goede kant op te gaan. Wilhelm wordt
nu gestald bij de Maatschappij tot exploitatie van veestallen en transporten tot er een koper
gevonden is. De kosten bedragen f 0,80 per dag en f 0,20 per week voor de verzekering. Om de
kosten te dekken verkoopt de vereniging de obligaties. Half juli is het nog niet gelukt om een
koper te vinden. Men besluit dat de hengst beter terug kan komen, waarna hij weer bij Koens
op stal gaat. Die zal hem iedere dag een flinke portie haver geven.
Begin 1881 is er nog geen koper en helaas is het paard weer ziek. Er gaan in de vergadering
nog stemmen op om het paard eerst te laten genezen en hem dan op een buitenlandse markt
te verkopen, maar daar is weinig steun voor te vinden. Het lijkt de meeste aandeelhouders
het beste om Wilhelm maar publiek te verkopen, voor minimaal f 200,-. Daarnaast besluit
men om de vereniging na de verkoop op te heffen.
Op acht maart is de verkoop eindelijk een feit. De opbrengst valt nog niet tegen: f 250,-. Als
laatste activiteit wisselen de leden van gedachten over het ras van een eventueel nieuw aan
te schaffen hengst. Het enthousiasme voor de Oldenburgers is inmiddels flink afgenomen. De
voorkeur gaat nu uit naar:
1. Percheron
2. Ardennen
3. Normandië
4. Friesch
Voor zover bekend is er van die aankoop nooit iets gekomen.
19