Zelandiae' over gepubliceerd. Ook hij is er niet naar bevrediging uitgekomen. In dit licht moet de publicatie van Bas Chamuleau worden gezien. Hij heeft het gebied via ver schillende invalshoeken bestudeerd en getracht hieruit conclusies te trekken. Het is een goede zaak dat de redactie van 'De Spuije' ruimte biedt aan dit soort onderzoeken, maar heeft ook de plicht een dergelijke publicatie in een goed kader te plaatsen, zodat daarin opgeworpen hypothesen geen eigen leven gaan leiden. Inleiding Tot juni 1999 heb ik mij bezig gehouden met de geschiedenis van Kwadendamme, gelegen in de Vreelandpolders op Zuid Beveland. Dit heeft geresulteerd in een verslag van 46 bladzij den, verdeeld over 15 hoofdstukken. Dit verslag draagt overigens een voorlopig karakter en aan verschillende instanties en personen is om een reactie gevraagd, teneinde met die gege vens een vervolgstudie te doen. Helaas is er nog maar weinig respons geweest, zodat ik aan de lezers van De Spuije vraag of er iemand is die mij meer informatie kan geven of nog ver dere bronnen kan aangeven, waar ik uit zou kunnen putten. Een van de 15 hoofdstukken gaat met name over het ontstaan van het gebied waarin Kwa dendamme is gelegen, waarbij de mogelijkheden vanuit diverse invalshoeken zijn benaderd. De situatie in de Zwaake Toen de eilanden Oost-(Hoedekenskerke/Baarland) en West Borssele (Ellewoutsdijk/Bors- sele) aan het einde van de 12e eeuw,begin 13e eeuw middels een ringdijk tegen hoge water vloeden was beschermd, lagen de dijken niet direct aan het water, maar er was uit veilig heidsoverwegingen een brede strook schorren tussen de dijk en de hoogwaterlijn gelaten, zodat die schorren dienden als natuurlijke golfbreker. De dijken hoefden ook minder hoog te zijn, omdat het land toen hoger lag dan het huidige peil en de gemiddelde hoogwaterhoogte veel lager was dan wij nu kennen. Uit de geologische kaarten blijkt dat voor de noordelijke dijk van de Hoedekenskerkepolder een groot schorren- gebied tot ontwikkeling was gekomen. Dat schorrengebied besloeg het gebied wat later het zuidelijk deel van de Slabbekoornpolder en de Siguitpolder zouden worden. Daar aansluitend zijn er slikken, die jonger zijn en wijzen op de nabijheid van een geul in de Zwaake. De morfologische kaart geeft een getijdengeul weer, die liep vanuit het zuidwestelijk gedeelte van de Stellepolder tot in de Nieuwe Hoondertpolder, met een onderbreking in de Siguitpol der. Met dit gegeven zou de visie op de ontstaansgeschiedenis van de Vreelandpolders kunnen worden bijgesteld. Achter een breed schorrengebied tegen de dijk van de Hoedekenskerke polder en dichtbij de locatie van Kwadendamme was een actieve zuidelijke Zwaakegeul aan wezig. De huidige polders zijn mogelijk niet authentiek en waarschijnlijk ook niet de eerste polders, zodat het huidige dijkenpatroon niet identiek met de oorspronkelijke dijken hoeven te zijn. Er zijn in de Zwaake diverse platen (opwassen) ingepolderd, zoals Ovezande, Heinkenszand, Hollestelle en Blazekop. De geulen van de Zwaake lagen hierom heen. Na het eiland Ove zande boog een deel van de zuidelijke geul van de Zwaake af naar het noordoosten. De rest- geul is in de Stellepolders terug te vinden. Een kleine aftakking ging in meer oostelijke rich ting. Dit tracé is nog te lokaliseren in de Siguitpolder en de Slabbekoornpolder. Noordelijk van de Vlieguitpolder liep de laatste hoofdgeul van de Zwaake. Deze kwam vanuit het noord westen en boog ten noorden van Ovezande in oostelijke richting. Deze hoofdstroom kwam in een soort trechter tussen het noordelijk deel van het oostelijk deel van het eiland Borssele en het deel van Zuid-Beveland, waar de 's-Gravenpolder was bedijkt, voordat deze in de Honte uitmondde. 22

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2003 | | pagina 24